ECLI:NL:CBB:2014:331

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 september 2014
Publicatiedatum
10 september 2014
Zaaknummer
AWB 13/817
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor luchtwasser op basis van Regeling LNV-subsidies

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 september 2014 uitspraak gedaan in het geschil tussen een appellante, die een varkens- en paardenhouderij exploiteert, en de staatssecretaris van Economische Zaken. De appellante had een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de Regeling LNV-subsidies, specifiek voor een luchtwasser van het type BWL 2008.09.V2. De aanvraag werd echter afgewezen omdat de gevraagde investering niet op de lijst van subsidiabele technieken stond. De appellante voerde aan dat er sprake was van een vergissing in de aanvraag, en dat zij in werkelijkheid subsidie voor een ander type luchtwasser, BWL 2011.07, wilde aanvragen. Dit type stond echter ook niet op de lijst van emissiefactoren voor fijn stof in de veehouderij, waardoor de aanvraag niet voor subsidie in aanmerking kwam.

Het College overwoog dat de regelgeving vereist dat technieken die in aanmerking komen voor subsidie expliciet op de lijst van emissiefactoren moeten staan. De luchtwassers die appellante had genoemd, waren niet vermeld op deze lijst, en de stelling dat er sprake was van een kennelijke vergissing werd niet gehonoreerd. Het College concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden had afgewezen, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 september 2014.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 13/817
5101

Uitspraak van de meervoudige kamer van 1 september 2014 in de zaak tussen

[naam], te [plaats], appellante

(gemachtigde: mr. J.M. Molkenboer),
en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. J. den Haan).

Procesverloop

Bij besluit van 12 september 2013 heeft verweerder de aanvraag van appellante om subsidie op grond van de Regeling LNV-subsidies, module Fijnstofmaatregelen, (hierna: de Regeling) en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013 afgewezen. Bij besluit van
10 oktober 2013 heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2014. Appellante is na voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Appellante exploiteert een varkens- en paardenhouderij in [plaats] en heeft met het daarvoor bestemde aanvraagformulier een aanvraag voor subsidie ingediend ten behoeve van een luchtwasser van het type BWL 2008.09.V2. De meegezonden offerte vermeldt een luchtwasser van het type BWL 2008.12.V1.
2.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en daartoe overwogen dat alleen investeringen in technieken die zijn genoemd in de zogeheten ‘lijst van emissiefactoren fijn stof voor veehouderij’ voor subsidie in aanmerking komen. De investering waarvoor appellante subsidie heeft aangevraagd is daarin niet vermeld. De stelling van appellante dat er een verkeerd BWL-nummer was vermeld in de bij de aanvraag gevoegde offerte en dat zij beoogde subsidie voor type BWL 2011.07 aan te vragen, kan haar niet baten omdat een aanvrager wordt gehouden aan de aanvraag, tenzij sprake is van een kennelijke vergissing. Daarvan is echter niet gebleken.
3.1
Appellante voert aan dat met de bij de aanvraag gevoegde offerte bij vergissing de indruk is gewekt dat zij subsidie aanvroeg voor een luchtwasser van het type BWL 2008.12.V1. De aan te schaffen luchtwasser is in werkelijkheid type BWL 2011.07. Dit type staat per abuis niet in de aanvraag, maar dat het om dit type gaat blijkt uit de met het bezwaarschrift meegezonden (juiste) offerte van 12 maart 2013. De luchtwassers van het type BWL 2011.07 en BWL 2008.12.V1 verminderen overigens beide de uitstoot van fijn stof met ten minste 25 % en voldoen aan de gestelde eisen. Ten tijde van het bezwaar beschikte verweerder alsnog over het juiste BWL-nummer.
3.2
Volgens appellante is er sprake van een kennelijke vergissing en had het verweerder op basis van de bij de aanvraag overgelegde offerte duidelijk moeten zijn dat appellante geen subsidie aanvroeg voor een luchtwasser van het type BWL 2008.09.V2. Dat herstel van vergissingen mogelijk is, blijkt uit informatie van verweerder dat een betrokkene na controle van de aanvraag door verweerder binnen 14 dagen eventuele ontbrekende informatie moet aanleveren. Daar komt bij dat de bezwaarfase is bedoeld voor een nieuwe beoordeling van de aanvraag en mede is gericht op herstel van in de aanvraagfase gemaakte fouten. Appellante heeft haar vergissing binnen genoemde termijn hersteld door in bezwaar de offerte met het juiste type luchtwasser over te leggen.
4.
De Regeling luidde ten tijde en voor zover van belang als volgt.
“Artikel 2:37. Subsidiabele activiteiten
1.
De Minister kan voor een investering als bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling subsidie verstrekken (…)
Bijlage 2. Bijlage bij de artikelen 2:37 (…)
Hoofdstuk 5. Investeringen in technieken ter vermindering van fijn stof
A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid
1.
Investeringen in technieken ter vermindering van de uitstoot van fijn stof, die:
a. op grond van artikel 66, aanhef en onder c, van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, zijn aangemerkt in eindnoot 2 van de gepubliceerde lijst van emissiefactoren fijn stof voor veehouderij;
b. leiden tot een vermindering van de uitstoot van fijn stof per inrichting (…) met ten minste 25 procent (…)
eindnoot 2: Techniek ter vermindering van de uitstoot fijn stof als bedoeld in de module “investeringen in technieken ter vermindering van de uitstoot fijn stof” van de Regeling LNV-subsidies.
(…)”
Aan de Nota van Toelichting bij de Regeling (Staatscourant 2013 nr. 7293) ontleent het College het volgende:
“Het doel van deze module is om de achtergrondconcentratie van fijn stof in Nederland te verminderen door het subsidiëren van technieken die de uitstoot van fijn stof met ten minste 25 % verlagen.
(…)
Landbouwondernemingen kunnen subsidie aanvragen voor technieken die de uitstoot van fijn stof verminderen, zoals genoemd in eindnoot 2 van de gepubliceerde lijst van emissiefactoren fijn stof voor veehouderij. (…) Dit zijn technieken waarvan vaststaat dat deze bijdragen tot een reductie in de uitstoot van fijn stof.”
5.1
Het College overweegt als volgt. Uit de ter zake geldende regelgeving leidt het College af dat een techniek waarvan vaststaat dat deze bijdraagt aan fijn stof reductie vermeld is op de lijst van emissiefactoren fijn stof voor de veehouderij. Het College stelt vast dat de luchtwassers van het type BWL 2008.12.V1 en BWL 2008.09.V2 die appellante heeft vermeld in haar aanvraagformulier en op de meegezonden offerte niet zijn vermeld op de in dit geding van toepassing zijnde lijst emissiefactoren fijn stof voor veehouderij 2013. Van deze typen luchtwassers staat dus niet vast dat zij fijn stof reduceren, zodat zij niet voor subsidie in aanmerking komen.
5.2
De stelling van appellante dat zij in werkelijkheid beoogde om subsidie aan te vragen voor een ander type luchtwasser, te weten BWL 2011.07, en dat verweerder daarmee in het kader van de bezwaarschriftprocedure rekening had moeten houden, kan haar niet baten.
Ook dit type luchtwasser staat niet op de lijst van emissiefactoren fijn stof voor de veehouderij 2013. Deze luchtwasser is dus evenmin subsidiabel. Gelet hierop behoeft de stelling dat sprake was van een kennelijke vergissing en dat verweerder een herstelmogelijkheid had moeten bieden geen bespreking.
5.3
Aangezien de van toepassing zijnde wettelijke voorschriften niet voorzien in subsidiëring van een door appellante gewenst luchtwassysteem heeft verweerder de aanvraag op goede gronden afgewezen.
6.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Dijt, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir en
mr. C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van mr. E. van Kerkhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2014.
w.g. E. Dijt w.g. E. van Kerkhoven