Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] B.V., te [plaats], appellante,
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Het College overweegt dat artikel 54, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 882/2004 voorschrijft dat de bevoegde autoriteit bij het treffen van maatregelen in geval van niet-naleving van, zoals hier aan de orde, voorschriften inzake diergezondheid, rekening houdt met de aard van de niet-naleving en de desbetreffende antecedenten van de exploitant. Het tweede lid, onder h, spreekt over het nemen van passende maatregelen. Het door verweerder toegezonden algemene interventiebeleid vermeldt een groot aantal, deels in zwaarte verschillende, door de nVWA toe te passen interventies bij geconstateerde overtredingen.
In aanmerking nemend dat er geen aanwijzingen zijn dat de drie in deze zaak geconstateerde overtredingen een structureel karakter hebben, maar veeleer sprake lijkt te zijn geweest van vergissingen, is het College van oordeel dat verweerder – in het licht van voormelde bepalingen uit Verordening (EG) nr. 882/2004 en het algemene interventiebeleid –onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de vergaande maatregel van het niet verlenen van toestemming voor het slachten van runderen is opgelegd en niet met een lichtere maatregel, bijvoorbeeld het door appellante genoemde alternatief, is volstaan