In deze zaak heeft appellant, een jonge landbouwer, een subsidie aangevraagd voor de renovatie van een ligboxenstal en de installatie van een PV-solarsysteem onder de Regeling LNV-subsidies. De subsidie werd vastgesteld op € 7.144,14, waarbij de renovatie van de stal niet voor subsidie in aanmerking kwam omdat appellant verplichtingen was aangegaan door het ondertekenen van een offerte voordat de subsidieaanvraag was goedgekeurd. Appellant had op 8 november 2011 een aanvraag ingediend, maar de offerte van de aannemer, [naam 2] B.V., was gedateerd op 13 oktober 2011. Verweerder verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond, wat leidde tot beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Tijdens de zitting op 12 mei 2013 werd duidelijk dat appellant de offerte had ondertekend voordat de subsidieverlening had plaatsgevonden. De wetgeving, met name artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt dat subsidies alleen kunnen worden verstrekt voor activiteiten die zijn aangevangen op of na de subsidieverlening. Het College oordeelde dat appellant verplichtingen was aangegaan door de offerte te ondertekenen, wat betekende dat de renovatie niet subsidiabel was. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdstip van het aangaan van verplichtingen in relatie tot subsidieverlening.
Het College concludeerde dat verweerder terecht de subsidie lager had vastgesteld en enkel een bedrag voor het solarsysteem had toegekend. De beslissing van het College was dat het beroep ongegrond was, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 juli 2014.