ECLI:NL:CBB:2014:27

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 januari 2014
Publicatiedatum
6 februari 2014
Zaaknummer
AWB 13/995
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verbod op vervoer van runderen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 januari 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, een bedrijf dat runderen houdt. Het primaire besluit van de Minister van Economische Zaken, genomen op 12 december 2013, verbood verzoekster het afvoeren, vervoeren of verhandelen van runderen afkomstig van haar bedrijf. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij financieel nadeel ondervond en een problematische situatie op haar bedrijf vreesde door de beperkte huisvestingscapaciteit.

Tijdens de zitting op 10 januari 2014 heeft verzoekster haar zorgen toegelicht, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er op dat moment geen sprake was van de vereiste onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter concludeerde dat, hoewel verzoekster financieel nadeel ondervond, er geen acute bedreiging voor het voortbestaan van het bedrijf was. Verzoekster erkende dat de gevolgen van het besluit voorlopig niet onhoudbaar waren.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 13/995
5140
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 januari 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[bedrijfsnaam], te [vestigingsplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. A.D. Vrieling),
en

de Minister van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E.W. Tieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder het afvoeren van runderen en het vervoeren of verhandelen van runderen afkomstig van het bedrijf van verzoekster verboden.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft tevens met een op 30 december 2013 ingekomen verzoekschrift de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2014. Namens verzoekster is verschenen haar vennoot [naam], bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder is tevens verschenen H. Hofman.

Overwegingen

1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat op dit moment de vereiste onverwijlde spoed ontbreekt en overweegt daartoe als volgt.
2.
Het verzoek strekt ertoe het primaire besluit te schorsen en verzoekster weer toe te staan runderen van haar bedrijf af te voeren, te vervoeren en te verhandelen. Verzoekster voert – samengevat – aan dat zij financieel nadeel ondervindt van het primaire besluit, aangezien zij thans geen inkomsten kan genereren terwijl nog wel kosten worden gemaakt. Voorts kan er op termijn een problematische situatie ontstaan op haar bedrijf, gelet op de beperkte huisvestingscapaciteit.
De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk dat verzoekster een financieel nadeel ondervindt van het primaire besluit en dat er op de langere duur een problematische situatie kan ontstaan op het bedrijf. Niet gebleken is echter dat op korte termijn het voortbestaan van het bedrijf in het geding komt of op afzienbare termijn een onhoudbare situatie op het bedrijf ontstaat, waardoor het treffen van een voorlopige voorziening geboden zou zijn. Ter zitting heeft verzoekster ook erkend dat dergelijke gevolgen voorlopig niet aan de orde zijn.
3.
Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek af.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam in aanwezigheid van mr. P.H. Broier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2014
w.g. R.C. Stam w.g. P.H. Broier
Afschrift verzonden aan partijen op: