Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2014 in de zaak tussen
[bedrijf], te [plaats], appellant
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder heeft besloten om de opgave niet in behandeling te nemen vanwege de te late indiening ervan, en heeft het verzoek tot uitbetaling van de toeslagrechten afgewezen.
Op 21 november 2012 ontdekte appellant in “Mijn dossier” dat de opgave niet stond geregistreerd. Verweerder deelde desgevraagd telefonisch mee dat er geen opgave was ontvangen. Appellant stelt dat verweerder aan de hand van het ingevulde concept van 11 mei 2012 de aanvraag in behandeling had moeten nemen en tot uitbetaling van de toeslagrechten had moeten besluiten. Er is geen sprake van opzet bij het niet-definitief verzenden van de opgave. Voorts stelt appellant dat verweerder een herinnering had dienen te versturen toen de opgave van appellant uitbleef.
De termijn voor de indiening van de Gecombineerde Opgave 2012 eindigde op grond van artikel 11, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 op 15 mei 2012. Op grond van artikel 23, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 wordt de subsidie met 1 % gekort voor iedere werkdag dat de aanvraag te laat wordt ingediend. Wordt de aanvraag meer dan 25 kalenderdagen te laat ingediend, dan wordt deze afgewezen.
Het College is van oordeel dat deze omstandigheid, hoe betreurenswaardig ook, voor rekening en risico van appellant dient te blijven. Als landbouwer is hij zelf verantwoordelijk voor tijdige indiening van de aanvraag.