In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 juli 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een winkelier uit Gouda. De winkelier had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Gouda, waarbij hem een last onder dwangsom was opgelegd wegens het openen van zijn winkel op zondag, in strijd met de Winkeltijdenwet. De winkelier stelde dat zijn winkel onder de vrijstelling van de Winkeltijdenwet viel, omdat hij voornamelijk nieuwsbladen en tijdschriften verkocht. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de winkelier niet aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldeed, aangezien 75% van de winkeloppervlakte voor andere producten werd gebruikt. Tijdens de zitting op 10 juli 2014 is de winkelier bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerders zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het primaire besluit en dat de belangen van de winkelier niet zwaarder wogen dan de handhaving van de wet. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.