Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam], te [woonplaats], appellant
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
3. Bij besluit van 10 mei 2011 heeft verweerder beslist over de vaststelling van appellants bedrijfstoeslag voor 2010 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 1 december 2011 ongegrond verklaard. De bedrijfstoeslag voor het volgende jaar 2011 is vastgesteld bij besluit van 26 januari 2012. Ook daartegen is door appellant bezwaar gemaakt; dit bezwaar is bij besluit van 13 december 2012 niet-ontvankelijk verklaard. In beide jaren, 2010 en 2011, heeft appellant zijn toeslagrechten voor 100% benut, zodat hij (afgezien van de hier niet ter discussie staande modulatiekorting) het maximaal beschikbare subsidiebedrag uitgekeerd heeft gekregen.
Bij brief van 13 december 2012 heeft verweerder een overzicht gegeven van de geregistreerde oppervlakte van appellants percelen. Het tegen die brief ingediende bezwaarschrift heeft verweerder bij besluit van 1 maart 2013 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dat besluit is door appellant beroep ingesteld bij het College; bij uitspraak van 1 november 2013 (zaaknummer 13/252; ECLI:NL:CBB:2013:237) heeft het College het beroep ongegrond verklaard.