Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2014 in de zaak tussen
vennootschap onder firma Melkveehouderij [naam 1], te [vestigingsplaats], appellante
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Economische Zaken en de vennootschap onder firma Melkveehouderij [naam 1]. De zaak betreft de vaststelling van de bedrijfstoeslag voor het jaar 2012, waarbij de appellante bezwaar had gemaakt tegen de vastgestelde oppervlakte van haar percelen. Het primaire besluit van 26 februari 2013 had de bedrijfstoeslag vastgesteld op € 35.465,25, maar na bezwaar werd dit bedrag herzien naar € 35.511,80, waarbij de oppervlakte van enkele percelen werd aangepast.
Tijdens de zitting op 3 april 2014 heeft de appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde en vennoot [naam 2], haar standpunt toegelicht. De appellante betwistte de geconstateerde oppervlakte van perceel 1, die door de staatssecretaris was vastgesteld op 11.19 ha. De appellante stelde dat de gezamenlijke oppervlakte van haar percelen 1, 2 en 7 16.4542 ha bedraagt, en dat er ten onrechte 0.0942 ha niet was meegenomen in de berekening.
Het College overwoog dat de staatssecretaris de oppervlakte van perceel 1 had gecontroleerd aan de hand van referentiepercelen, zoals voorgeschreven in de Europese regelgeving. Het College concludeerde dat de staatssecretaris de subsidiabele oppervlakte correct had vastgesteld en dat de appellante niet had aangetoond dat deze vaststelling onjuist was. Het beroep van de appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.