Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 6 mei 2014 in de zaken tussen
Vereniging Huisartsenposten Nederland(thans:
InEen), te Utrecht, en
Landelijke Huisartsen Vereniging, te Utrecht,
de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster,
Procesverloop
Voor verweerster zijn voorts verschenen mr. R.N. van Donk en mw. drs. J.C.E. Kursten.
Overwegingen
Appellanten hebben voorts aangevoerd dat in de tariefbeschikkingen ten onrechte hogere (maximum)tarieven zijn opgenomen voor zorg op afroep dan de tarieven die een huisarts voor de visites aan zijn patiënten in rekening mag brengen.
Tenslotte hebben appellanten aangevoerd dat in de tariefbeschikkingen ten onrechte de beperking is opgenomen dat zorg op afroep niet in rekening mag worden gebracht door praktijkhoudende huisartsen en huisartsenposten aan bij de (aan de huisartsenpost deelnemende) huisartsen ingeschreven patiënten.
“Het leveren van Zorg op afroep van de patiënt, die alle verrichtingen omvat, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende diens gezondheid te bevorderen of te bewaken, in de eigen omgeving van de patiënt. (…) De prestatie begint zodra de zorgaanbieder op afroep van de patiënt in de eigen omgeving van de patiënt is. De prestatie eindigt zodra de zorgvraag is afgehandeld, dan wel nadat de zorgaanbieder vaststelt dat nader onderzoek of verwijzing noodzakelijk is.”
Het betoog van appellanten faalt: anders dan appellanten kennelijk menen, volgt uit artikel 1 van de Beleidsregel Huisartsenzorg (BR/CU-7045) (hierna: Beleidsregel Huisartsenzorg) dat de daarin beschreven huisartsenzorg ook door andere, onder de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) vallende zorgverleners mag worden verleend. Mede gelet op de bescherming die de Wet BIG biedt tegen ondeskundig of onzorgvuldig handelen van zorgverleners, ziet het College niet in dat de keuze van verweerster om zorg op afroep ook te laten verlenen/declareren door basisartsen, in strijd zou komen met het belang van de volksgezondheid dat de Wmg beoogt te dienen.
Verweerster heeft in reactie daarop aangevoerd dat aansluiting bij de tarieven die de huisarts in rekening mag brengen voor de visites aan zijn eigen patiënten niet juist is, gelet op de afwijkende tariefopbouw voor die soort van huisartsenzorg: de huisarts brengt naast de afgelegde visites tevens aan elke patiënt –ongeacht of deze in de betreffende periode van huisartsenzorg gebruik heeft gemaakt– een inschrijftarief in rekening. Om die reden is aangesloten bij de passantentarieven. Dat zijn de tarieven die een huisarts in rekening mag brengen voor visites die hij heeft afgelegd aan niet bij hem ingeschreven patiënten die niet in de vestigingsplaats van de huisarts woonachtig zijn. Naar aanleiding van het destijds door SOS-arts BV ingediende verzoek heeft verweerster vastgesteld dat de door SOS-arts BV gevraagde tarieven, overeenkomend met deze passantentarieven, in voldoende mate kostendekkend zijn voor de levering van zorg op afroep. Daarbij heeft verweerster voorts meegewogen dat sprake is van een niet-verzekerde prestatie. Tenslotte heeft verweerster overwogen dat de redelijkheid van de tarieven voor zorg op afroep het beste kan worden beoordeeld aan de hand van concrete ervaringen die zullen worden opgedaan met de toepassing van de in de tariefbeschikkingen neergelegde tarieven en dat die tarieven indien nodig kunnen worden bijgesteld.