In deze zaak gaat het om een beroep van Allergan B.V. en Allergan Pharmaceuticals Ireland tegen een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit (verweerster) waarin het bezwaar van appellanten niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellanten hadden bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerster, waarin werd meegedeeld dat de aanvraag tot toevoeging van het geneesmiddel Ozurdex aan de Stofnamenlijst niet in behandeling was genomen. De brief van verweerster was enkel informatief en had geen rechtsgevolg, waardoor het bezwaar niet ontvankelijk werd verklaard.
De appellanten, als registratiehouders van het geneesmiddel, stelden dat zij belanghebbenden waren en dat verweerster hen op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had moeten informeren. Verweerster stelde echter dat de brief van 17 augustus 2012 geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb was, omdat deze niet op rechtsgevolg was gericht. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de appellanten niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt, omdat de aanvraag tot budgetcompensatie was ingediend door Zelfstandige Klinieken Nederland (ZKN) en niet door de appellanten zelf.
Het College concludeerde dat verweerster terecht het bezwaar van appellanten niet-ontvankelijk had verklaard. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 maart 2014 door de meervoudige kamer van het College, bestaande uit de rechters E.R. Eggeraat, M. van Duuren en L.F. Wiggers-Rust, in aanwezigheid van griffier J.M.M. Bancken.