ECLI:NL:CBB:2014:115
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake multibandveilingen en intellectuele eigendomsrechten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 juli 2013, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellant heeft bij de minister van Economische Zaken aangedrongen op een regeling omtrent de multibandveilingen, waarbij hij meent dat zijn intellectuele eigendomsrechten gewaarborgd moeten worden. De minister heeft echter aangegeven dat hij geen bevoegdheden heeft om op te treden tegen inbreuken op intellectuele eigendomsrechten van derden, en dat de eigenaar van dergelijke rechten zelf civiele procedures kan starten.
Appellant heeft vervolgens verzocht om het geschil voor te leggen aan de bestuursrechter, wat leidde tot een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat appellant geen persoonlijk en rechtstreeks betrokken belang heeft bij handhaving van octrooirechten, omdat hij geen bewijs heeft geleverd van zijn octrooien.
In hoger beroep heeft appellant verklaard dat hij aanpassingen wenst aan de voorwaarden van de multibandveiling om inbreuken op octrooien van derden te voorkomen. Echter, aangezien de multibandveiling op 14 december 2012 is afgerond, is er geen mogelijkheid meer om het door appellant gewenste rechtsgevolg te bewerkstelligen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, met A.N. Vroege als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 maart 2014.