ECLI:NL:CBB:2014:106

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
AWB 12/1090
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeuring en invordering van dwangsom wegens niet doorgegeven adreswijziging

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 maart 2014 uitspraak gedaan in het geschil tussen Lava Maarheze B.V. en de Staatssecretaris van Economische Zaken. De zaak betreft de verbeuring en invordering van een dwangsom van € 1.000,-- die aan appellante was opgelegd omdat zij niet tijdig de vereiste aanvullende gegevens had ingediend. De Staatssecretaris had op 10 april 2012 een last onder dwangsom opgelegd, waarbij appellante was opgedragen om het formulier 'Aanvullende gegevens landbouwbedrijven meststoffen en dieren 2011' voor 9 mei 2012 in te dienen. Appellante heeft dit formulier echter niet tijdig ingediend, wat leidde tot de verbeuring van de dwangsom.

Appellante stelde dat zij de eerdere brieven van de Staatssecretaris niet had ontvangen vanwege een adreswijziging die niet tijdig was doorgegeven aan de betrokken instanties. De gemeente had haar wel geïnformeerd over de adreswijziging, maar volgens het College was het de verantwoordelijkheid van appellante om deze wijziging tijdig door te geven aan de Staatssecretaris. Het College oordeelde dat het risico van het niet ontvangen van de brieven voor rekening van appellante kwam, omdat zij haar adreswijziging pas op 12 augustus 2012 had doorgegeven, terwijl de last onder dwangsom al op 10 april 2012 was verzonden naar het oude adres.

Het College concludeerde dat de dwangsom terecht was verbeurd, omdat appellante niet had voldaan aan de opgelegde verplichtingen en er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van invordering af te zien. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 maart 2014.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Zaaknummer: 12/1090
16000

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2014 in de zaak tussen

Lava Maarheze B.V., appellante,

en

Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. J.C.Q. Bult).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juli 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat appellante een dwangsom van € 1.000,-- heeft verbeurd en deze dwangsom ingevorderd.
Bij besluit van 12 oktober 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2014.
Voor appellante is, met kennisgeving, niemand verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Bij besluit van 10 april 2012 heeft verweerder een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van het Uitvoeringsbesluit meststoffenwet en de Uitvoeringsregeling meststoffenwet. Appellante is opgedragen om het formulier ‘Aanvullende gegevens landbouwbedrijven meststoffen en dieren 2011’ voor 9 mei 2012 bij verweerder in te dienen, op straffe van een dwangsom van € 100,-- per werkdag tot een maximum van € 1.000,-.
Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt.
Het hiervoor genoemde besluit van 24 juli 2012 berust op de constatering dat appellante dit formulier niet voor 9 mei 2012 heeft ingediend.
2.
In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat op 13 december 2011 een brief aan appellante is gestuurd waarin is aangegeven dat zij de aanvullende gegevens voor 1 februari 2012 moest insturen. Op 17 januari 2012 is een herinneringsbrief gestuurd. Appellante heeft de gegevens niet voor 1 februari 2012 verstrekt. Daarom is haar een last onder dwangsom opgelegd. Appellante heeft tegen die last geen bezwaar gemaakt, waardoor dit besluit onherroepelijk is geworden. Op 28 augustus 2012 heeft verweerder de aanvullende gegevens ontvangen, derhalve niet binnen de begunstigingstermijn.
Dat appellante het besluit van 10 april 2012 mogelijk niet heeft ontvangen, ontslaat haar niet van de verplichting tijdig gegevens aan verweerder te verstrekken. Appellante moet op de hoogte zijn van deze verplichting en is zelf verantwoordelijk voor een juiste registratie van haar correspondentieadres bij Dienst Regelingen.
3.
Appellante voert aan dat de gemeente in haar straat de huisnummers heeft aangepast en heeft gezegd dat de nieuwe huisnummers automatisch aan alle overheidsinstellingen worden doorgegeven. Appellante heeft de brieven van 13 december 2011, 17 januari 2012 en 10 april 2012 niet ontvangen. De aangetekende brief van 24 juli 2012 is wel aangekomen. Appellante heeft de papieren versie van het formulier in januari 2012 aangevraagd, maar deze is nooit aangekomen. Opgave van de gegevens via de computer lukte niet. De dwangsom wordt daarom ten onrechte geïnd en dient teruggedraaid te worden, aldus appellante.
4.
In het verweerschrift stelt verweerder dat het besluit van 10 april 2012 per niet-aangetekende post aan het op dat moment bekende postadres, [adres 1] te [plaats], is verzonden. Volgens informatie van de gemeente Cranendonk heeft de vaststelling van de vernummering plaatsgevonden op 1 juli 2010. Het oude huisnummer is ingetrokken per 1 januari 2011 om de bewoners na de vaststelling de gelegenheid te geven hun zaken met betrekking tot de adreswijziging te regelen. Appellante heeft haar nieuwe adres, [adres 2] te [plaats], pas op 12 augustus 2012 telefonisch en per formulier op 16 augustus 2012 aan Dienst Regelingen doorgegeven.
Met de veronderstelling dat de gemeente alle overheidsinstellingen zou inlichten doelt appellante waarschijnlijk op een adreswijziging in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA). Adreswijzigingen van rechtspersonen bereiken Dienst Regelingen echter niet via de GBA. Het had appellante duidelijk moeten zijn dat zij zelf tijdig een adreswijziging moet doorgeven aan de instanties waarmee zij beroepsmatig te maken heeft. Nu zij dit heeft nagelaten valt haar te verwijten dat het besluit van 10 april 2012 haar beweerdelijk niet heeft bereikt.
Sinds 1 januari 2011 heeft Dienst Regelingen diverse brieven en formulieren aan het adres [adres 1] verzonden die appellant toch hebben bereikt. Dit betreft onder meer de formulieren Gecombineerde opgaven 2011 en 2012 die appellante op 12 mei 2011 respectievelijk 14 mei 2012 heeft ingediend, overigens zonder aan te geven dat het op het formulier aangegeven adres niet juist zou zijn.
Nu appellante niet heeft voldaan aan de opgelegde last en de aanvullende gegevens pas op
28 augustus 2012 zijn ontvangen, is de dwangsom verbeurd. Er zijn geen bijzondere omstandigheden om geheel of gedeeltelijk van invordering af te zien, aldus verweerder.
5.1
Ter beoordeling staat of verweerder terecht heeft vastgesteld dat appellante een dwangsom van € 1.000,-- heeft verbeurd. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend.
Het besluit van 10 april 2012 waarbij de dwangsom is opgelegd, is bekend gemaakt door toezending aan het bij verweerder bekende adres, [adres 1] te [plaats], en is daarmee ingevolge artikel 3:41van de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden. Het was de verantwoordelijkheid van appellante om verweerder op de hoogte te stellen van de vernummering van het adres naar [adres 2] per 1 januari 2011, maar zij heeft dat pas op 12 augustus 2012 gedaan. Appellante heeft voorts wel gesteld, maar niet onderbouwd dat de gemeente Cranendonck haar zou hebben meegedeeld dat deze het nieuwe huisnummer aan alle overheidsinstellingen, waaronder dus verweerder, zou doorgeven. Een dergelijke mededeling ligt ook niet voor de hand, nu adreswijzigingen van rechtspersonen niet via de GBA worden doorgegeven.
In deze omstandigheden komt het voor risico van appellante dat het besluit van 10 april 2012 haar, naar zij stelt, niet heeft bereikt. Dit wordt niet anders door het feit dat appellante enkele andere brieven van verweerder, ondanks adressering aan het oude adres [adres 1], wél heeft ontvangen. Door het niet doorgeven van de adreswijziging heeft appellante immers het risico genomen dat post haar niet bereikt.
5.2
Vaststaat dat verweerder de verzochte aanvullende gegevens niet binnen de in de last genoemde begunstigingstermijn heeft ontvangen, zodat de maximale dwangsom is verbeurd.
Er zijn het College geen omstandigheden gebleken op grond waarvan verweerder geheel of gedeeltelijk van invordering van de verbeurde dwangsom had moeten afzien.
6.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Dijt, in aanwezigheid van mr. A. Graefe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2014.
w.g. E. Dijt w.g. A. Graefe