ECLI:NL:CBB:2013:CA3165
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- S.C. Stuldreher
- C.J. Waterbolk
- Rechtspraak.nl
Toerekening van niet-naleving van randvoorwaarden bij bedrijfstoeslag 2009
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 juni 2013, werd het beroep van appellante, Maatschap A en B en C, tegen een besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken behandeld. Het bestreden besluit, dat op 1 april 2010 was genomen, betrof een randvoorwaardenkorting van 20% op de rechtstreekse betalingen voor het jaar 2009, op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. De aanleiding voor de zaak was een prejudiciële beslissing die het College had gevraagd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, welke op 13 december 2012 werd gegeven. Het Hof oordeelde dat niet-naleving van de randvoorwaarden door de persoon aan wie de landbouwgrond was overgedragen, volledig moet worden toegerekend aan de landbouwer die de steunaanvraag heeft ingediend.
Het College oordeelde dat de maatschap E opzettelijk de beheerseis van het Besluit gebruik meststoffen had overtreden. Dit leidde tot de conclusie dat de niet-naleving volledig aan appellante moest worden toegerekend, ondanks dat appellante het perceel niet het gehele jaar in gebruik had. De wetgeving schrijft voor dat bij opzettelijke niet-naleving een korting van 20% op de rechtstreekse betalingen moet worden opgelegd, en het College oordeelde dat de staatssecretaris terecht deze korting had opgelegd aan appellante. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van landbouwers voor de naleving van randvoorwaarden, zelfs als de overtreding door een derde partij is begaan. Dit heeft belangrijke implicaties voor de toekenning van subsidies en de aansprakelijkheid van landbouwers in het kader van Europese regelgeving.