ECLI:NL:CBB:2013:CA2112

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/430
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag S&O-verklaring voor technisch onderzoek naar verbetering programmatuur

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 mei 2013, wordt de afwijzing van een aanvraag voor een S&O-verklaring door de minister van Economische Zaken behandeld. Appellante, een B.V. gevestigd in B, had op 31 juli 2011 een aanvraag ingediend voor een S&O-verklaring voor een project genaamd "Verbetering huidig systeem", gericht op technisch onderzoek. Het primaire besluit van 27 december 2011 wees deze aanvraag af, omdat de werkzaamheden niet als technisch onderzoek werden beschouwd. Het bestreden besluit van 16 maart 2012 verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond.

Tijdens de zitting op 12 april 2013 werd het standpunt van appellante toegelicht, waarbij zij stelde dat de activiteiten in het project van technische aard waren en gericht op het modelleren en simuleren van processen binnen hun Customer Relationship Management (CRM) systeem. De appellante betoogde dat de werkzaamheden substantieel bijdroegen aan de verbetering van de programmatuur. Verweerder daarentegen stelde dat de activiteiten niet voldeden aan de definitie van technisch onderzoek zoals vastgelegd in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva).

Het College oordeelde dat de door appellante overgelegde bijlagen als nadere onderbouwing konden worden meegenomen in de beoordeling, maar dat de werkzaamheden niet als speur- en ontwikkelingswerk konden worden aangemerkt. De conclusie was dat de aanvraag voor de S&O-verklaring terecht was afgewezen, omdat de activiteiten niet voldeden aan de vereisten van de Wva. De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 12/430
27000 Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2013 in de zaak tussen
A B.V., te B, appellante
(gemachtigde: C),
en
de minister van Economische Zaken, verweerder
(gemachtigden: mr. H. Vissinga, mr. Ch.H.J. Lam-Tjabbes en drs. J.W. Hiddink).
Procesverloop
Bij besluit van 27 december 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante voor een S&O-verklaring als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva) afgewezen.
Bij besluit van 16 maart 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2013.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Overwegingen
1. Appellante heeft op 31 juli 2011 een aanvraag ingediend ter verkrijging van een S&O-verklaring voor de periode september tot en met december 2011, voor het project "Verbetering huidig systeem". Dit project is gericht op technisch onderzoek. Bij besluit van 27 december 2011 heeft verweerder de aanvraag van appellante afgewezen. Het project "Verbetering huidig systeem" is in het primaire besluit afgewezen omdat de werkzaamheden zijn gericht op het testen en in functionele zin verbeteren van de programmatuur; deze werkzaamheden worden niet tot technische onderzoek gerekend. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2. In artikel 1, onder n, aanhef en onder 4, van de Wva wordt onder speur- en ontwikkelingswerk onder meer verstaan: het uitvoeren van een technisch onderzoeknaar modellering van processen, indien deze kan leiden tot een significante verbetering van programmatuur die reeds wordt toegepast in de onderneming van de S&O-inhoudingsplichtige of S&O-belastingplichtige. Verweerder heeft in de Handleiding WBSO 2011 aangegeven hoe hij het begrip technisch onderzoek uitlegt:
"Technisch onderzoek richt zich op de verbetering van uw productieproces of de door u gebruikte programmatuur. Met behulp van technisch onderzoek brengt u de mogelijkheden in kaart om een significante verbetering van uw productieproces of programmatuur te realiseren. (...)
Het doel is het significant verbeteren van de programmatuur die u gebruikt. Technisch onderzoek betreft het modelleren van processen. De bestaande processituatie wordt in kaart gebracht, geanalyseerd en gesimuleerd, bijvoorbeeld met behulp van een modelleringstool. Vervolgens voert u in het model mogelijke procesverbeteringen door en simuleert u de situatie opnieuw. Daarmee wordt een beeld gekregen van de effecten van de aanpassingen op het proces. De programmatuur moet al op het moment dat u de S&O-verklaring aanvraagt in uw eigen onderneming worden toegepast. Het onderzoek eindigt wanneer inzicht is verkregen in het procesmodel om de beoogde verbetering te bewerkstelligen. Implementatie valt er dus niet onder."
3. Het College ziet zich in de eerste plaats gesteld voor de vraag of de in beroep door appellante overgelegde bijlagen over het project bij de beoordeling van het beroep kunnen worden betrokken. Verweerder betoogt dat het op de weg van appellante had gelegen om de in beroep overgelegde gegevens reeds in de bezwaarfase aan te leveren en dat de in beroep overgelegde gegevens niet zonder meer kunnen worden gebruikt om het karakter van het project voor de periode september–december 2011 aan te tonen. Het College overweegt dat de in beroep door appellante overgelegde bijlagen zijn te beschouwen als een nadere onderbouwing van de in de aanvraag en bezwaarprocedure door appellante ingenomen stelling dat de werkzaamheden in het project "Verbetering huidig systeem" als technisch onderzoek zijn aan te merken. Gelet hierop is het College van oordeel dat deze bijlagen bij de beoordeling van het beroep kunnen worden betrokken.
4. Inhoudelijk is de vraag aan de orde of verweerder terecht heeft geoordeeld dat de werkzaamheden van appellante in het kader van het project "Verbetering huidig systeem" geen speur- en ontwikkelingswerk in de zin van de Wva zijn.
5.1 Appellante voert aan dat het proces en de activiteiten in het project "Verbetering huidig systeem" van technische aard zijn, waarbij appellante de substantiële wijzigingen in het programma heeft gemodelleerd en gesimuleerd. Appellante heeft een zelf ontwikkeld Customer Relationship Management systeem (CRM systeem) in gebruik. Met behulp van de Dynamic Systems Development Method wil appellante op een gestructureerde wijze het CRM systeem significant verbeteren door simulering op iteratieve wijze. Appellante noemt als technische knelpunten een mismatch tussen verschillende systemen, performance issues, problemen met sleutel en indexkeuzes, redundante data, en gebrek aan algoritmes/logica voor business intelligence. Met het project "Verbetering huidig systeem" wil appellante met een procesanalyse een compleet overzicht verkrijgen van de knelpunten en de daarbij behorende verbeteringen met behulp van simulatie. De beoogde resultaten van het project zijn een knelpuntendocument en een functioneel prototype. Het knelpuntendocument bevat een gecategoriseerde lijst met knelpunten, een impactbeschrijving van de knelpunten, een knelpunten prioriteiten matrix en een overzicht van de onderlinge verbanden tussen de knelpunten.
5.2 Verweerder stelt dat appellante het project "Verbetering huidig systeem" heeft aangevraagd als een technisch onderzoek op het gebied van programmatuur. Op grond van de Wva is er sprake van speur- en ontwikkelingswerk als het technisch onderzoek is gericht op het modelleren van processen en dit kan leiden tot een significante verbetering van programmatuur die al wordt toegepast in de onderneming van aanvrager. Modellering houdt in dat een bestaand proces in kaart wordt gebracht, geanalyseerd en gesimuleerd. Vervolgens worden in het model mogelijke procesverbeteringen doorgevoerd en wordt de situatie opnieuw gesimuleerd. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat simuleren betekent dat nagegaan wordt wat het effect is van een hypothetische verandering in een omgevingsvariabele. Appellante ontwerpt in het project "Verbetering huidig systeem" procesmodellen (de flowcharts), maar gebruikt deze procesmodellen niet om te simuleren. Volgens verweerder gebuikt appellante een schaduwdatabase waarin de in kaart gebrachte tekortkomingen worden aangepast en bekijkt appellante vervolgens het effect van de aanpassing. Deze schaduwdatabases worden opnieuw gebruikt tijdens de daadwerkelijke implementatie na het project. Het zijn de gesignaleerde tekortkomingen waarvoor in de schaduwdatabase door trial-and-error een oplossing wordt gevonden. Dit heeft het karakter van in de praktijk testen dan wel bug-fixing, en voldoet niet aan de definitie van technisch onderzoek. Verder stelt verweerder dat de beoogde verbetering een verbreding is van de toepasbaarheid van de programmatuur die al wordt gebruikt in de onderneming en niet een verbetering van de bestaande programmatuur. Het door appellante gebruikte datamodel (CRM) dat is ontwikkeld in Microsoft Access wordt verbeterd. De onderliggende programmatuur, Microsoft Acces, wordt op zichzelf niet verbeterd.
5.3 Het College overweegt dat appellante een S&O-aanvraag heeft ingediend voor een technisch onderzoek waarmee zij verbeteringen in de programmatuur van haar CRM-systeem wil aanbrengen. Verweerder heeft betoogd, zoals ook opgenomen in de Handleiding WBSO 2011, dat modellering van processen inhoudt dat een bestaand proces in kaart wordt gebracht, geanalyseerd en gesimuleerd. Naar het oordeel van het College heeft verweerder daarmee geen onjuiste uitleg gegeven aan het bepaalde in artikel 1, onder n, aanhef en onder 4, Wva. Voorts kan verweerder op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting gevolgd worden in zijn standpunt dat de door appellante uitgevoerde testactiviteiten niet kunnen worden aangemerkt als simuleren, nu daarbij niet wordt nagegaan wat het effect is van hypothetische veranderingen in omgevingsvariabelen. Gelet hierop is het College van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat het project "Verbetering huidig systeem" geen technisch onderzoek als bedoeld in artikel 1, onder n, aanhef en onder 4, Wva is en derhalve geen speur- en ontwikkelingswerk in de zin van de Wva.
Gelet hierop is de aanvraag terecht afgewezen.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Dijt, in aanwezigheid van mr. F.E. Mulder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2013.
w.g. E. Dijt w.g. F.E. Mulder