ECLI:NL:CBB:2013:BZ8468
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen het aangaan van een convenant inzake dierenwelzijn
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 22 maart 2013, staat de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar centraal dat door appellante, een organisatie die zich inzet voor dierenwelzijn, is ingediend tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het aangaan van een convenant dat gericht is op het verbeteren van het dierenwelzijn bij ritueel slachten. De Staatssecretaris had het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat er volgens hem geen appellabel besluit was genomen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het College overweegt dat het aangaan van het convenant door de Staatssecretaris geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Dit artikel definieert een besluit als een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die gericht is op rechtsgevolg. Het convenant bevat enkel inspanningsverplichtingen voor de Staatssecretaris en is niet gericht op het vaststellen, wijzigen of opheffen van een rechtsverhouding. De ambtsvoorganger van de Staatssecretaris had aangegeven dat hij alternatieven wilde onderzoeken ter verbetering van het dierenwelzijn, wat heeft geleid tot het convenant.
Het College concludeert dat het convenant geen rechtsgevolg heeft en dat de rechtspositie van appellante hierdoor niet is gewijzigd. Daarom is het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een besluit in de Awb en de voorwaarden waaronder bezwaar kan worden gemaakt.