5. De beoordeling
5.1 Het College deelt niet de opvatting van NMa dat geen ruimte meer zou bestaan voor beoordeling van de waarderingsgrondslag die bij de berekening van de individuele x-factoren van Zebra en Enexis is toegepast met betrekking tot de vaststelling van de activawaarde van hun EHD-netten.
5.2 Het College stelt vast dat in het methodebesluit geen methode is opgenomen voor de waardering van de EHD-netten. Ook in de bijlagen is daarover niets vermeld. Dat NMa gekozen heeft voor waardering aan de hand van de waarden zoals die op 31 december 2006 bleken uit de boekhouding van Zebra en Enexis is – indirect – gebleken uit de vertrouwelijke concept x-factorberekeningen die in april 2008 aan de netbeheerders zijn toegezonden. Deze berekeningen maken evenwel, naar het oordeel van het College, geen deel uit van het methodebesluit; zij dragen veeleer het karakter van een (concept) individueel x-factorbesluit(onderdeel).
5.3 In de uitspraak van het College van 3 november 2009 kan reeds hierom geen oordeel worden gelezen over de rechtmatigheid van het hanteren van de genoemde boekwaarden als waarderingsgrondslag. Rechtsoverweging 13.12.2 bevat niet meer dan de vaststelling dat in het verweerschrift alsnog een toelichting is gegeven op de berekeningen, alsmede een parafrase van de desbetreffende passage in het verweerschrift.
5.4 Voor zover NMa de afwijzing van de bezwaren van Zebra en Enexis gegrond heeft op de overweging dat de waarderingsgrondslag in het methodebesluit was vastgelegd en formele rechtskracht verkregen heeft, kan deze motivering gelet op het vorenstaande geen stand houden.
5.5 Voor zover NMa daarnaast heeft beoogd in het bestreden besluit zijn keuze voor het hanteren van de in de boeken van Zebra en Enexis opgenomen waarden van de EHD-netten als waarderingsgrondslag nader te motiveren is zij daar naar het oordeel van het College onvoldoende in geslaagd. Het betoog van Zebra en Enexis, die ter zitting uitvoerig hebben uiteengezet (1) dat en waarom een waardering van hun EHD-netten op de boekwaarden ervan niet past bij het doel van de regulering van tarieven, omdat, zo stellen zij, de boekwaarden geen objectieve en vergelijkbare waarderingsgrondslag opleveren en (2) dat en waarom een waardering van hun EHD-netten op basis van een grondslag die in andere gevallen is gehanteerd (a) niet tot een meer dan redelijk rendement zou leiden en (b) niet tot dubbele verwerking in de tarieven zou leiden, is door NMa niet gemotiveerd weerlegd. Ook overigens is het College niet duidelijk geworden waarom in dit geval de keuze voor de boekwaarde als waarderingsgrondslag voldoende verantwoord is.
5.6 Uit het vorenstaande volgt dat het besluit van NMa op dit punt een deugdelijke motivering ontbeert. De beroepsgrond van Zebra en Enexis slaagt.
5.7 Enexis heeft voorts aangevoerd dat bij de totstandkoming van het methodebesluit geen toereikend onderzoek is ingesteld naar de financiële haalbaarheid van de regulering voor Enexis. Het College duidt deze beroepsgrond – die ook tegen het methodebesluit is aangevoerd – aldus dat volgens Enexis NMa bij het vaststellen van de individuele x-factor van Enexis geen toepassing had mogen geven aan het methodebesluit, aangezien dit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
5.8 De door Enexis opgeworpen beroepsgrond is in de uitspraak van 3 november 2009 wel vermeld maar niet afzonderlijk behandeld. Het College heeft evenwel, zo blijkt uit de hiervoor in rubriek 2 opgenomen rechtsoverwegingen, naar aanleiding van de beroepsgronden van enkele andere netbeheerders de zorgvuldigheid beoordeeld waarmee de financieringssituatie van de netbeheerders in de regulering is betrokken. Het College heeft destijds geen aanknopingspunten gevonden voor de conclusie dat op dit punt onvoldoende deugdelijk onderzoek is verricht. Het kan er dan ook voor worden gehouden dat de beroepsgrond van Enexis niet tot andere gezichtspunten heeft geleid, te minder omdat die beroepsgrond mede werd ingegeven door de vrees dat Enexis verlieslatend zou worden omdat in de tariefregulering geen correctie op de productiviteitsverandering werd toegepast. In de uitspraak van 3 november 2009 zijn de beroepsgronden die betrekking hadden op het achterwege laten van die correctie uitdrukkelijk verworpen.
5.9 Het College ziet in het licht van het vorenstaande geen aanleiding voor het oordeel dat het methodebesluit ten aanzien van Enexis buiten toepassing zou moeten blijven omdat het zodanig onzorgvuldig zou zijn voorbereid dat geen redelijk handelend bestuursorgaan daartoe bij afweging van de betrokken belangen had kunnen komen. Hetgeen Enexis heeft aangevoerd leidt niet tot dat oordeel. Enexis heeft voorts geen argumenten aangevoerd die nopen tot de conclusie dat NMa bij de voorbereiding van het x-factorbesluit nader onderzoek naar de haalbaarheid had moeten verrichten. De beroepsgrond van Enexis treft geen doel.
5.10 Uit het vorenstaande volgt dat de beroepen gegrond zijn en dat de besluiten op bezwaar moeten worden vernietigd. NMa dient opnieuw op de bezwaren te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. In verband met mogelijke benadeling van belanghebbenden die niet aan het geding deelnemen zal het College geen toepassing geven aan artikel 8:51a, eerste lid, Awb.
5.11 Het College ziet aanleiding NMa te veroordelen in de proceskosten van Zebra en Enexis. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze vastgesteld op € 1416,-- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 472,-- per punt vermenigvuldigd met een factor 1,5 in vier samenhangende zaken van gemiddeld gewicht).