ECLI:NL:CBB:2013:BZ7358

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 13/250
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursdwangzaak betreffende vleesgroothandel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 april 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van de vleesgroothandels Willy Selten B.V. en Wiljo B.V. De verzoeksters hadden bezwaar gemaakt tegen een last onder bestuursdwang die hen was opgelegd door de Staatssecretaris van Economische Zaken. Deze last verplichtte hen om vóór 10 april 2013 alle partijen vlees die zij tussen 1 januari 2011 en 15 februari 2013 hadden geproduceerd en bewerkt, uit de handel te nemen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de termijn voor het voldoen aan de last al was verstreken op het moment van indiening van het verzoek op 11 april 2013. Bovendien had de verweerder de last inmiddels overgenomen en uitgevoerd, waardoor het verzoek om schorsing van de last niet meer aan de orde was.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de argumenten van verzoeksters, waaronder het beroep op het proportionaliteitsbeginsel, niet konden worden beoordeeld in deze procedure. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 april 2013, en de beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. P.M. Beishuizen.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 13/250
11351 Wet dieren
bestuursdwang
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 april 2013 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
Vleesgroothandel Willy Selten B.V. en Wiljo B.V., te Oss, verzoeksters
(gemachtigde: F.Th.M. Peters),
en
Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
(gemachtigde: mr. J.C.Q. Bult).
Procesverloop
Bij besluit van 9 april 2010 heeft verweerder verzoeksters een last onder bestuursdwang opgelegd.
Verzoeksters hebben tegen deze last bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2013.
Voor verzoeksters is verschenen W. Selten, bijgestaan door genoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan mr. S.P. Koopman en dr. H.R.L Kieckens.
Overwegingen
1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. In de last onder bestuursdwang heeft verweerder verzoeksters gelast vóór 10 april 2013, 08.00 uur procedures in te leiden om alle partijen vlees die zij vanaf 1 januari 2011 tot en met 15 februari 2013 hebben geproduceerd en be/verwerkt uit de handel te nemen. Voorts heeft verweerder te kennen gegeven dat indien verzoeksters de last niet binnen de gestelde termijn uitvoeren, de last zal worden overgenomen. Alle mogelijke afnemers van verzoeksters zullen dan door verweerder per brief worden geïnformeerd. Aangezien onbekend is of de lijst van mogelijke afnemers compleet is zal hierover door verweerder ook een persbericht worden uitgebracht.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat de termijn die aan verzoeksters is gegeven om aan de last te voldoen op het moment van indiening van onderhavig verzoek op 11 april 2013, reeds was verstreken.
Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat verweerder de last daadwerkelijk heeft overgenomen en daaraan feitelijk uitvoering heeft gegeven. Op 10 april 2013 is aan alle Nederlandse afnemers van verzoeksters een brief verstuurd. In deze brief wordt de afnemer gewezen op zijn verantwoordelijkheden betreffende het traceren van alle door verzoeksters geleverde partijen vlees, dat producten die met dit vlees zijn bereid uit voorzorg van de markt moeten worden gehaald, dat de afnemers van deze producten op de hoogte moeten worden gebracht en diens afnemers ook, alsmede dat de genomen acties worden gemeld aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA). Uiterlijk 24 april 2013 verwacht de NVWA bericht te hebben ontvangen van de afnemers.
Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat NVWA op 10 april 2013 een persbericht betreffende de tracering en het van de markt halen van partijen vlees van verzoeksters, heeft uitgebracht.
Aangezien de last is uitgewerkt en verweerder de last heeft overgenomen en daaraan feitelijk uitvoering heeft gegeven door het inleiden van procedures om alle partijen vlees van 1 januari 2011 tot en met 15 februari 2013 uit de handel te nemen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat (spoedeisend) belang ontbreekt. Schorsing van de last, zoals door verzoeksters verzocht, is derhalve niet meer aan de orde.
4. Ter zitting is aan de orde geweest of er gelet op de aard en de inhoud van de last en gegeven het feit dat de in de last genoemde termijn is verstreken er niettemin sprake is van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel behoren te leiden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat daar geen sprake van is.
Het voorkomen of tot aanvaardbare proporties terugbrengen van administratieve procedures voor de door verweerder aangeschreven afnemers van verzoeksters, is geen belang van verzoeksters. Evenmin hebben verzoeksters spoedeisend belang bij het verminderen van de maatschappelijke onrust die de last heeft veroorzaakt. Tot slot kan geen spoedeisend belang worden ontleend aan het verkopen van partijen vlees die verzoeksters thans nog in hun bezit hebben. De last ziet immers niet op deze partijen vlees.
5. Nu het vereiste (spoedeisend) belang ontbreekt, bestaat thans voor de voorzieningenrechter geen ruimte een voorlopig rechtmatigheidsoordeel te geven over de last. De argumenten die verzoeksters tegen de last hebben aangevoerd, waaronder het beroep op het proportionaliteitsbeginsel, kunnen in deze procedure dan ook niet worden beoordeeld.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.B. van Zutphen, in aanwezigheid van
mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
18 april 2013.
w.g. R.F.B. van Zutphen w.g. P.M. Beishuizen
Afschrift verzonden aan partijen op: