ECLI:NL:CBB:2013:BZ4426
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Mondelinge uitspraak
- R.C. Stam
- E. van Kerkhoven
- Rechtspraak.nl
Tijdige indiening van subsidieaanvraag en gevolgen van overmacht
In de zaak tussen A, appellant, en de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder, heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 8 maart 2013 uitspraak gedaan. Appellant had een aanvraag voor GLB-inkomenssteun ingediend, maar deze was te laat ontvangen door de verweerder. Appellant voerde aan dat persoonlijke omstandigheden, zoals het overlijden van zijn neef en oom, en problemen met zijn kalveren, hem hadden verhinderd om de aanvraag tijdig in te dienen. Het College oordeelde echter dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij appellant ligt. Volgens de geldende Europese regelgeving moet een aanvraag voor de afloop van de termijn door de bevoegde instantie zijn ontvangen. De termijn voor de indiening van de Gecombineerde Opgave 2012 eindigde op 15 mei 2012, maar de aanvraag van appellant werd pas op 12 juni 2012 ontvangen, wat meer dan 25 kalenderdagen na de sluiting van de aanvraagperiode was. Het College concludeerde dat er geen sprake was van overmacht of buitengewone omstandigheden die appellant verhinderden om tijdig de aanvraag in te dienen. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.