ECLI:NL:CBB:2013:BZ4426

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/982
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van subsidieaanvraag en gevolgen van overmacht

In de zaak tussen A, appellant, en de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder, heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 8 maart 2013 uitspraak gedaan. Appellant had een aanvraag voor GLB-inkomenssteun ingediend, maar deze was te laat ontvangen door de verweerder. Appellant voerde aan dat persoonlijke omstandigheden, zoals het overlijden van zijn neef en oom, en problemen met zijn kalveren, hem hadden verhinderd om de aanvraag tijdig in te dienen. Het College oordeelde echter dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij appellant ligt. Volgens de geldende Europese regelgeving moet een aanvraag voor de afloop van de termijn door de bevoegde instantie zijn ontvangen. De termijn voor de indiening van de Gecombineerde Opgave 2012 eindigde op 15 mei 2012, maar de aanvraag van appellant werd pas op 12 juni 2012 ontvangen, wat meer dan 25 kalenderdagen na de sluiting van de aanvraagperiode was. Het College concludeerde dat er geen sprake was van overmacht of buitengewone omstandigheden die appellant verhinderden om tijdig de aanvraag in te dienen. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Proces-verbaal
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: AWB 12/982
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 8 maart 2013 in de zaak tussen
A, te B, appellant
en
de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
(gemachtigde: bc. R. Weltevreden).
Zitting hebben:
mr. R.C. Stam, voorzitter,
mr. E. van Kerkhoven, waarnemend griffier.
Ter zitting zijn verschenen appellant en verweerder bij voornoemde gemachtigde.
Bij besluit van 31 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen het besluit van 4 juli 2012 ongegrond verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder de bedrijfstoeslag van appellant voor het jaar 2012 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun (de Regeling) vastgesteld.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Beslissing: het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
Gronden:
1. Appellant heeft met de Gecombineerde opgave 2012 om uitbetaling van zijn toeslagrechten gevraagd. Hij heeft deze opgave op 8 juni 2012 per aangetekende post verzonden. Verweerder heeft de opgave op 12 juni 2012 ontvangen en de aanvraag afgewezen, omdat deze één dag te laat is ingediend.
2. Appellant voert aan dat hij door persoonlijke- en bedrijfsomstandigheden de aanvraag te laat heeft ingediend. Die omstandigheden bestonden hieruit dat zijn neef en oom in korte tijd zijn overleden, dat het niet ging goed ging met zijn kalveren en dat hij een geschil had met zijn buurman over het gebruiksrecht van een stuk land.
3.1 Het College stelt net als in zijn uitspraak van 16 september 2005 (LJN: AU3647) voorop dat het de verantwoordelijkheid is van appellant, als aanvrager van de subsidie, om tijdig zijn aanvraag in te dienen. Het risico dat de aanvraag verweerder niet tijdig bereikt ligt bij appellant. Volgens het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 november 2004 (LJN: AS8926) is een aanvraag slechts tijdig ingediend indien zij voor de afloop van de termijn door de bevoegde instantie is ontvangen.
3.2 De termijn voor de indiening van de Gecombineerde Opgave 2012 eindigde op grond van artikel 11, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 op 15 mei 2012. Op grond van artikel 23, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 wordt de subsidie met 1 % gekort voor iedere werkdag dat de aanvraag te laat wordt ingediend. Wordt de aanvraag meer dan 25 kalenderdagen te laat ingediend, dan wordt deze afgewezen. Als de uiterste datum voor de indiening op een zaterdag of zondag valt, verschuift deze op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 naar de eerstvolgende werkdag.
3.3 Verweerder heeft de aanvraag van appellant op 12 juni 2012 ontvangen. Dit is meer dan 25 kalenderdagen na sluiting van de aanvraagperiode, ook als er daarbij rekening mee wordt gehouden dat de in het weekeinde van 9 en 10 juni eindigende termijn tot en met 11 juni 2012 was verlengd. Verweerder was daarom verplicht de aanvraag af te wijzen, behoudens overmacht of buitengewone omstandigheden. Het College is van oordeel dat in dit geval geen sprake was van overmacht of buitengewone omstandigheden die appellant verhinderden om tijdig de aanvraag in te dienen.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
w.g. E. van Kerkhoven w.g. R.C. Stam