ECLI:NL:CBB:2013:BZ4406
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Randvoorwaardenkorting op GLB-inkomenssteun wegens niet-naleving mestgebruikseisen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A en de Staatssecretaris van Economische Zaken. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris, waarbij een randvoorwaardenkorting was toegepast op de GLB-inkomenssteun voor het jaar 2011. De korting was opgelegd omdat appellant niet had voldaan aan de randvoorwaarden voor het gebruik van meststoffen, zoals vastgelegd in de Regeling GLB-inkomenssteun 2006.
De appellant stelde dat hij de mest op de juiste wijze had uitgereden, maar het College oordeelde dat de controleur op 25 februari 2011 had vastgesteld dat de mest niet in de grond was gewerkt, maar op de bodem was uitgereden. Dit was in strijd met de vereisten die stipuleerden dat mest in smalle sleufjes in de grond moest worden gebracht. De controleur had geconstateerd dat de mest niet-emissiearm was uitgereden, wat leidde tot de conclusie dat de randvoorwaarden waren geschonden.
Appellant voerde aan dat de betrokken loonwerker door de strafrechter was vrijgesproken van een vergelijkbaar feit, maar het College benadrukte dat de bestuursrechter niet gebonden is aan de oordelen van de strafrechter, aangezien er andere rechtsvragen en procesregels van toepassing zijn. Het College concludeerde dat de Staatssecretaris terecht een korting had opgelegd, en dat de niet-naleving van de randvoorwaarden op zichzelf al voldoende was om deze korting te rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van appellant ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de randvoorwaarden bij het gebruik van meststoffen en de gevolgen van niet-naleving voor de toekenning van subsidies.