Overwegingen
1. Appellant heeft voor 2011 om uitbetaling van zijn toeslagrechten gevraagd, waarbij hij onder meer perceel nummer 5 heeft opgegeven. Verweerder heeft appellant op 4 juli 2011 telefonisch ervan op de hoogte gesteld dat voor dit perceel een dubbele aanvraag is ingediend. Appellant heeft in dit gesprek aangegeven dat hij dit perceel niet in gebruik heeft gehad en per abuis heeft opgegeven. Daarbij heeft hij verweerder verzocht om perceel 5 uit zijn aanvraag te verwijderen.
2. In geschil is of verweerder appellants aanvraag om bedrijfstoeslag voor 2011 terecht volledig heeft afgewezen als gevolg van de onjuiste opgave van perceel 5.
3.1 Appellant erkent dat verweerder perceel 5 terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor de uitbetaling van zijn bedrijfstoeslag, maar is van mening dat verweerder dient af te zien van de volledige korting van zijn bedrijfstoeslag. Het perceel is eigendom van appellant en is als gevolg van een misverstand zowel door hem als door zijn pachter opgegeven. Appellant heeft het perceel opgegeven, omdat de pachtovereenkomst met zijn pachter per 1 januari 2011 afliep en het perceel in de winter van 2011 weer leeg en geploegd was opgeleverd. Appellant had het perceel niet in gebruik, maar had ten tijde van de opgave nog geen afspraken gemaakt over de voortzetting van de pacht en dacht het perceel zelf in gebruik te gaan nemen. De pachter heeft het gebruik van het perceel echter in overleg voortgezet voor groenbemesting. Er is dan ook sprake van een onopzettelijke onjuiste opgave van dit perceel. Deze fout is volgens appellant bovendien hersteld doordat hij na de gebleken dubbele opgave heeft verzocht het perceel uit zijn opgave te verwijderen. Dat een dergelijk klein misverstand moet leiden tot een volledige korting van zijn bedrijfstoeslag acht appellant onjuist. De sanctie is te zwaar en staat niet in verhouding tot de gemaakte fout.
3.2 Verweerder betoogt dat ingevolge artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 het perceel niet uit de aanvraag kan worden verwijderd, omdat appellant reeds in het bovengenoemde telefoongesprek in kennis is gesteld van deze onregelmatigheid in zijn aanvraag. Verweerder dient dan ook uit te gaan van de oppervlakte die is opgegeven in de aanvraag inclusief de oppervlakte van perceel 5. Gelet op het verschil tussen de aangevraagde en geconstateerde oppervlakte van meer dan 20% dient verweerder op grond van artikel 58 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 de bedrijfstoeslag op nihil vast te stellen. Verweerder heeft geen mogelijkheid om af te wijken van het in artikel 58 voorgeschreven sanctiestelsel, behoudens de in artikel 73 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 genoemde uitzondering. Verweerder acht deze uitzondering in dit geval echter niet van toepassing.
3.3.1 Het College overweegt als volgt. Niet in geschil is dat appellant perceel 5 niet in beheer had op de peildatum, zodat dit perceel niet in aanmerking kwam voor de uitbetaling van zijn toeslagrechten. Evenmin is in geschil dat appellant pas heeft verzocht om perceel 5 uit zijn aanvraag te verwijderen nadat verweerder hem op de onregelmatigheid in zijn aanvraag had gewezen. Het verwijderen van het perceel uit de aanvraag was hierdoor ingevolge artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 niet meer mogelijk. Verweerder is daarom naar het oordeel van het College terecht uitgegaan van de in de aanvraag opgegeven oppervlakte inclusief de oppervlakte van perceel 5.
3.3.2 Het voorgaande leidt tot een verschil tussen de door appellant aangevraagde en de door verweerder geconstateerde oppervlakte in de aanvraag van meer dan 20%, gelet op de opgegeven oppervlakte van 7.17 ha en geconstateerde oppervlakte van 5.04 ha. Op grond van artikel 58 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 is verweerder in dat geval verplicht om de aanvraag om bedrijfstoeslag volledig af te wijzen.
3.3.3 Ingevolge artikel 73 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 blijft die korting achterwege als appellant feitelijk juiste gegevens heeft verstrekt of indien hij anderszins bewijst dat hem geen schuld treft. Appellants betoog dat hij de fout niet opzettelijk heeft begaan vat het College op als een beroep op deze uitzondering. Dit beroep slaagt echter niet. Vaststaat immers dat appellant feitelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt, nu is gebleken dat hij het perceel niet in beheer had op de peildatum 15 mei 2011. Appellant heeft naar het oordeel van het College niet bewezen dat hem geen schuld treft aan de foutieve opgave van het perceel. Hij is zelf verantwoordelijk voor de juistheid van zijn opgave en voor het maken van duidelijke en tijdige afspraken met zijn pachter over het gebruik van het perceel. Het misverstand dat is ontstaan tussen appellant en zijn pachter komt voor rekening van appellant.
3.3.4 De stelling dat het besluit niet in verhouding staat tot de gemaakte fout leidt niet tot een ander oordeel. In dit geval dwingt artikel 58 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 om appellant voor het jaar 2011 volledig van steun uit te sluiten. Deze wettelijke bepaling laat verweerder geen ruimte voor de door appellant gewenste belangenafweging.
4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Voor een proceskostenvergoeding op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht ziet het College tot slot geen aanleiding.