ECLI:NL:CBB:2013:BZ3424
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Randvoorwaardenkorting op GLB-inkomenssteun en de gevolgen van eerdere vonnissen
Op 16 januari 2013 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen appellant A, gevestigd te B, en de Staatssecretaris van Economische Zaken. De zaak betreft een randvoorwaardenkorting van 20% op de rechtstreekse betalingen aan appellant voor het jaar 2008, vastgesteld door verweerder. Dit besluit volgde op een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, waarbij werd geconstateerd dat appellant zeven kalveren jonger dan zes maanden aan touwen had gebonden, wat in strijd is met de geldende randvoorwaarden.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, maar dit werd ongegrond verklaard. In beroep stelde appellant dat de economische politierechter in een eerder vonnis van 2 november 2009 een boete had kwijtgescholden voor een soortgelijke overtreding in 2005. Appellant betoogde dat verweerder, gezien deze eerdere uitspraak, ook zou moeten afzien van de randvoorwaardenkorting. Verweerder daarentegen stelde dat hij op basis van Europese regelgeving verplicht was om een korting toe te passen bij geconstateerde niet-naleving van randvoorwaarden.
Het College oordeelde dat de constatering van opzettelijke niet-naleving in 2008 door verweerder terecht was vastgesteld en dat de eerdere uitspraak van de economische politierechter geen invloed had op de bestuursrechtelijke handhaving. Het College concludeerde dat de randvoorwaardenkorting van 20% rechtmatig was en verklaarde het beroep van appellant ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.