ECLI:NL:CBB:2013:BZ3248

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/417
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontheffing voor zondagopenstelling Media Markt in Maastricht

In deze zaak heeft de Media Markt Maastricht B.V. (hierna: Media Markt) beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Maastricht, waarbij het bezwaar van Media Markt tegen een eerder besluit om geen ontheffing te verlenen voor zondagopenstelling op 29 januari 2012 ongegrond is verklaard. De aanvraag voor ontheffing was gedaan in het kader van de jaarlijkse actie van Media Markt, de 'BTW-dagen', die volgens appellante een bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard zou zijn volgens de Winkeltijdenverordening Gemeente Maastricht 2009. De verweerders hebben echter gesteld dat het hier gaat om een commerciële activiteit die niet als een bijzondere gelegenheid kan worden aangemerkt.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft vastgesteld dat de datum waarvoor de ontheffing was aangevraagd inmiddels in het verleden ligt, maar dat Media Markt belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, omdat zij opnieuw ontheffing heeft aangevraagd voor een latere zondag. Het College heeft de relevante bepalingen van de Winkeltijdenwet en de gemeentelijke verordening in overweging genomen. Het College concludeert dat de aanvraag van Media Markt om ontheffing voor de 'BTW-dagen' niet terecht is afgewezen, omdat de door Media Markt georganiseerde actie niet kan worden aangemerkt als een bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard.

De beoordeling van het geschil heeft geleid tot de conclusie dat de burgemeester en wethouders de aanvraag van Media Markt om ontheffing voor zondagopenstelling op 29 januari 2012 terecht hebben afgewezen. Het College heeft geoordeeld dat de ontheffingsmogelijkheid beperkt is tot de gevallen die in de verordening zijn opgesomd en dat de 'BTW-dagen' niet onder deze gevallen vallen. Het beroep van Media Markt is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 12/417 9 januari 2013
12500 Winkeltijdenwet
Uitspraak in de zaak van:
Media Markt Maastricht B.V., te Maastricht (hierna ook: Media Markt), appellante,
gemachtigde: mr. A.J.L.J. Pfeil, advocaat te Maastricht,
tegen
burgemeester en wethouders van Maastricht, verweerders,
gemachtigde: mr. T. Peters, werkzaam bij de gemeente Maastricht.
1. De procedure
Bij brief van 19 april 2012, bij het College binnengekomen op dezelfde datum, heeft appellante beroep ingesteld tegen een besluit van verweerders van 9 maart 2012, waarbij zij het bezwaar van appellante tegen het besluit van 16 december 2011 ongegrond hebben verklaard.
Bij laatstgenoemd besluit hebben verweerders geweigerd aan appellante ontheffing te verlenen om haar winkel aan de Franciscus Romanusweg 2 te Maastricht op zondag 29 januari 2012 voor het publiek geopend te hebben.
De gronden van het beroep zijn bij afzonderlijke brief ingediend.
Verweerders hebben een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Op 21 december 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Partijen zijn verschenen bij gemachtigde. Voor appellante is tevens verschenen G. van Doorn, vestigingsdirecteur.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Appellante heeft ontheffing gevraagd ten einde haar winkel op zondag 29 januari 2012 voor het publiek geopend te hebben in het kader van de jaarlijkse, landelijke actie van de Media Markt, de zogeheten "BTW-dagen". Volgens appellante betreft het hier een bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard in de zin van de Winkeltijdenverordening Gemeente Maastricht 2009 waarvoor ontheffing kan worden verleend. In de visie van verweerders gaat het om een commerciële activiteit die niet als een bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard kan worden aangemerkt.
2.2 Het College stelt voorop dat de datum waarvoor de ontheffing is aangevraagd inmiddels in het verleden ligt. Ter zitting is echter gebleken dat appellante voor de zondag in het laatste weekend van januari 2013 opnieuw ontheffing heeft gevraagd. Verweerders dienen nog een beslissing te nemen op die nieuwe aanvraag. Reeds hierom heeft appellante belang bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het College zal daarbij echter niet meer ingaan op de beroepsgrond met betrekking tot de viering van het 12½-jarig jubileum van Media Markt. Appellante heeft immers aangegeven dat zij bij een beoordeling van die beroepsgrond geen belang meer heeft.
2.3 Op grond van artikel 4, tweede lid, van de Winkeltijdenwet kunnen verweerders in door de gemeenteraad bij verordening aangewezen gevallen ontheffing verlenen van het verbod om een winkel op zondag geopend te hebben, ten behoeve van bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard en ten behoeve van het uitstallen van goederen.
In artikel 8 van de Winkeltijdenverordening Gemeente Maastricht 2009 (hierna: Verordening) is onder meer het volgende bepaald:
" Ontheffing zon- en feestdagen voor afzonderlijke situaties voor individuele ondernemers
1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in artikel 2 van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag, (…) - ten behoeve van een bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard. De bijzondere gelegenheid moet bij de aanvraag worden aangetoond (…).
2. De in het eerste lid genoemde ontheffing kan in uitzondering op de maximaal 21 koopzondagen voor het centrum en 12 koopzondagen voor de (deel)gebieden zoals aangehaald in artikel 5 van deze verordening, worden verleend in geval van:
- aantoonbare vestigingsjubilea (getuige inschrijving Kamer van Koophandel) van 5, 10, 12½, 25 en 50 jarig bestaan en vervolgens een veelvoud van 5 jaar;
- bij ontheffingverlening van artikel 2 van de Winkeltijdenwet ten behoeve van beurs(en) in het MECC (…);
- veilingen;
- beurzen;
- opening nieuwe winkelvestiging;
- heropening na een bouwvergunningplichtige verbouwing;
- kunstateliers en galerieën (…);
- aantoonbare presentatie nieuwe collectie in de autobranche (…);
- kerstbomenverkoop jaarlijks in de periode van 7 december tot en met 24 december (…);
3. Aan een ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden."
2.4 In dit geschil dient het College te beoordelen of verweerders de aanvraag van appellante om een ontheffing als bedoeld in artikel 8 van de Verordening ten behoeve van de "BTW-dagen" van de Media Markt op zondag 29 januari 2012 terecht hebben afgewezen. Vaststaat dat deze zondag niet als koopzondag was aangewezen, zodat een ontheffing voor appellante de enige mogelijkheid was om haar winkel toch op deze zondag voor het publiek te openen. Van de bevoegdheid om ontheffing te verlenen mag door verweerders alleen gebruik worden gemaakt indien het gaat om een verzoek van een individuele ondernemer ten behoeve van een bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard.
2.5 Verweerders zijn er terecht van uitgegaan dat het tweede lid van artikel 8 van de Verordening een limitatieve opsomming bevat van de gevallen waarvoor ontheffing kan worden verleend. Het College ziet noch in de tekst van deze bepaling, noch in de kennelijke bedoeling ervan, een aanknopingspunt voor de juistheid van de opvatting van appellante dat het hierbij slechts zou gaan om voorbeelden van bijzondere gelegenheden. De formulering van deze bepaling wijst er veeleer op dat bewust is beoogd om de ontheffingsmogelijkheid te beperken tot de gevallen die in het tweede lid van artikel 8 zijn opgesomd. De hierop betrekking hebbende beroepsgrond treft geen doel.
2.6 Eveneens terecht hebben verweerders overwogen dat de door de Media Markt georganiseerde "BTW-dagen" niet als een bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard kunnen worden aangemerkt. Een actie waarbij tijdelijk een korting ter hoogte van de BTW wordt gegeven op aangekochte producten kan naar het oordeel van het College niet worden geschaard onder de in artikel 8, tweede lid, van de Verordening genoemde bijzondere gelegenheden, noch daarmee in redelijkheid op één lijn worden gesteld. De enkele omstandigheid dat korting aan consumenten wordt gegeven is daarvoor onvoldoende. Ook deze beroepsgrond is tevergeefs opgeworpen.
2.7 Ook het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel faalt. Er is niet gebleken van rechtsongelijkheid ten opzichte van gevallen waarvoor verweerders wel een ontheffing hebben verleend.
De vergelijking met boekhandel Selexyz gaat, zoals verweerders terecht hebben overwogen, niet op. Voor deze winkel is een ontheffing verleend met toepassing van artikel 10 van de Verordening. Deze bepaling biedt een ontheffingsmogelijkheid ten behoeve van (onder meer) zogeheten integrale belevingsconcepten (detailhandel, droge horeca en reguliere culturele activiteiten). De door appellante voorgenomen commerciële activiteit valt daar niet onder.
Reeds daarom heeft appellante eveneens tevergeefs verwezen naar het project "Mosae Gusto" van een aantal samenwerkende ondernemers. Ook hier ging het immers om een zogeheten integraal belevingsconcept. Afgezien daarvan hebben verweerders onweersproken gesteld dat de ontheffing in 2009 weer is ingetrokken omdat de ambitie van de gezamenlijke ondernemers niet kon worden waargemaakt.
2.8 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat beroep ongegrond dient te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters, mr. H.O. Kerkmeester en mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van mr. E. van Kerkhoven als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2013.
w.g. C.M. Wolters w.g. E. van Kerkhoven