5. Beoordeling van het geschil
5.1 Ter beoordeling staat of verweerder terecht en op juiste gronden heeft geweigerd de tenaamstelling van de aan Bruco B.V. verstrekte S&O-verklaring te wijzigen in Bruco Integrated Circuits B.V., respectievelijk een correctie heeft toegepast op de aan Bruco B.V. verstrekte S&O-verklaring. Het College overweegt als volgt.
5.2 Op grond van artikel 23, eerste lid, Wva wordt een S&O-verklaring verstrekt aan een S&O-inhoudingsplichtige die voornemens is speur- en ontwikkelingswerk te verrichten. Artikel 22, vierde lid, Wva bepaalt dat een aanvraag moet worden ingediend voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft. Volgens vaste jurisprudentie van het College (zie onder meer de uitspraken van 28 april 2009 (AWB 07/638, LJN: BI4418 ) en 17 juni 2010 (AWB 08/519, LJN: BN4852) is in dit wettelijk stelsel geen plaats voor een wijziging van de tenaamstelling van de S&O-verklaring en daarmee van de inhoudingsplichtige, na de wettelijke indieningstermijn. Het wettelijk stelsel gaat uit van een aanvraag en de beoordeling daarvan voorafgaand aan de activiteiten en biedt geen ruimte voor een wijziging van de inhoudingsplichtige na de wettelijke indieningstermijn op grond van een belangenafweging. Op dit onderdeel faalt derhalve het beroep.
5.3 Artikel 22, vierde lid, Wva bepaalt dat de aanvraag voor een S&O-verklaring ten minste een kalendermaand voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, moet worden ingediend. De hier aan de orde zijnde S&O-verklaring heeft betrekking op de periode januari tot en met april 2010. Nu het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling op 21 april 2010 is gedaan kunnen, anders dan appellante betoogt, de door Bruco B.V. voorgenomen werkzaamheden niet als voorgenomen werkzaamheden van Bruco Integrated Circuits B.V. worden beschouwd. Dat deze werkzaamheden bij de oprichting van Bruco Integrated Circuits B.V. door appellante, althans Dienia Electronics BV, zijn ingebracht maakt dat niet anders.
5.4 Appellante stelt dat Bruco B.V. de aanvraag van de S&O-verklaring naar waarheid heeft ingevuld, zodat geen correctie-S&O-verklaring op grond van artikel 25, tweede lid, onder a, Wva kan worden afgegeven. Deze beroepsgrond slaagt. Appellante heeft gemotiveerd uiteengezet dat op 25 november 2009, zijnde de datum waarop de aanvraag is ingediend, nog niet bekend was dát een herstructurering van de vennootschappen en de activiteiten zou plaatsvinden. Ter zitting heeft appellante nader toegelicht dat tot de herstructurering is besloten in verband met een onverwachte, grote en risicovolle opdracht en dat de besluitvorming om die reden ook binnen een zeer kort tijdsbestek heeft plaatsgevonden. Bruco Integrated Circuits B.V. is op 29 december 2009 opgericht. Gelet hierop is naar het oordeel van het College niet aannemelijk geworden dat appellante op 25 november 2009 wist dat de betreffende herstructurering zou plaatsvinden en zij derhalve ter verkrijging van de S&O-verklaring gegevens en bescheiden heeft verstrekt die zodanig onjuist of onvolledig zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend zouden zijn geweest.
5.5 Het vorenstaande in aanmerking nemende is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Het College ziet evenwel aanleiding de rechtsgevolgen van dit besluit in stand dienen te laten en overweegt daartoe het volgende.
5.6 Artikel 24, tweede lid, onder a, Wva bepaalt dat de S&O-inhoudingsplichtige aan wie een S&O-verklaring is afgegeven van het aantal uren dat zijn werknemers hebben besteed aan het speur- en ontwikkelingswerk in de periode waarop de verklaring betrekking heeft, mededeling doet aan Onze Minister van Economische Zaken, indien het aantal bestede uren minder is dan 90% van het in de S&O-verklaring opgenomen aantal. Artikel 24, vierde lid, Wva bepaalt dat bij het eindigen van de inhoudingsplicht vóór het tijdstip, bedoeld in het derde lid, in afwijking van dat lid de mededeling wordt gedaan binnen één kalendermaand nadat de inhoudingsplicht is geëindigd. Bruco B.V. was, nadat op 29 december 2012 de S&O-werkzaamheden waren overgedragen aan Bruco Integrated Circuits B.V., niet langer inhoudingsplichtige voor de betreffende S&O-werkzaamheden. Nu appellante, als rechtsopvolgster van Bruco B.V., heeft nagelaten om de mededeling als bedoeld in artikel 24, tweede lid, onder a, Wva vóór uiterlijk 1 februari 2010 te doen, was verweerder op grond van artikel 25, tweede lid, onder b, Wva in beginsel gehouden tot correctie van de S&O-verklaring, zoals verweerder ter zitting heeft uiteengezet. Het College is daarom van oordeel dat het besluit tot correctie van de S&O-verklaringen van een deugdelijke grondslag kan worden voorzien. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen daarom in stand blijven. 5.7 Het College ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van appellante. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 944,-, op basis van 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting in een zaak van gemiddeld gewicht.