ECLI:NL:CBB:2013:96
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van spoedbestuursdwang en kostenverhaal in het kader van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant [A] en de staatssecretaris van Economische Zaken. De zaak betreft de toepassing van spoedbestuursdwang door verweerder, die op 24 maart 2012 twee honden in bewaring heeft genomen. Dit besluit volgde op bevindingen van de politie en een dierenarts, die constateerden dat de honden ernstig verwaarloosd waren. Appellant heeft de bevindingen betwist, maar het College oordeelt dat hij deze niet heeft onderbouwd. Het College concludeert dat verweerder terecht heeft gehandeld door de honden in bewaring te nemen, gezien de slechte toestand waarin zij verkeerden en het feit dat appellant niet traceerbaar was.
Daarnaast heeft het College zich gebogen over de kosten die aan appellant in rekening zijn gebracht voor de toepassing van de bestuursdwang. Appellant betwistte de rechtmatigheid van de bestuursdwang en daarmee ook de kosten, maar het College oordeelt dat de bestuursdwang rechtmatig was. De kosten van € 3.070,34 zijn dan ook terecht aan appellant doorberekend. Het College komt tot de conclusie dat het beroep van appellant ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door mr. E. Dijt, met mr. P.H. Broier als griffier.