ECLI:NL:CBB:2013:9

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
6 juni 2013
Publicatiedatum
2 juli 2013
Zaaknummer
AWB 11/115
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen tuchtuitspraak over teeltverbod knolcyperus en hoogte van de boete

In deze zaak gaat het om een beroep van Direct Gazon B.V. tegen een tuchtuitspraak van het Tuchtgerecht Akkerbouwproductschappen, waarbij aan appellante een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Verordening PA bestrijding knolcyperus 2008. De uitspraak van het tuchtgerecht, gedateerd 27 januari 2011, legde een geldboete van € 1.922,- op, omdat op het perceel van appellante de teelt van graszoden was aangetroffen, terwijl er een teeltverbod gold vanwege de aanwezigheid van knolcyperus. Appellante heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij geen voordeel heeft genoten uit de verboden teelt, omdat zij het gras met Roundup heeft doodgespoten.

Tijdens de zitting op 7 mei 2013 heeft appellante haar standpunt toegelicht, en zijn er inlichtingen verstrekt door vertegenwoordigers van het Productschap Akkerbouw. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het tuchtgerecht ten onrechte heeft aangenomen dat appellante wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Het College concludeert dat de opgelegde boete op een ondeugdelijke feitelijke grondslag steunt, omdat appellante aannemelijk heeft gemaakt dat zij de teelt heeft vernietigd met Roundup.

Het College verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden tuchtuitspraak en legt appellante een verlaagde boete op van € 250,-, zijnde het basisbedrag waartegen appellante geen bezwaar heeft. De uitspraak is gedaan op 6 juni 2013 door de rechters W.E. Doolaard, E. Dijt en H. Bolt, in aanwezigheid van griffier S.D.M. Michael.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 11/115 6 juni 2013
3 20310
Uitspraak in de zaak van:
Direct Gazon B.V., te Ysselsteyn, appellante van een tuchtuitspraak nr. KC 09-3 van het Tuchtgerecht Akkerbouwproductschappen (hierna: tuchtgerecht), [gemachtigde].

1.De procedure

Bij uitspraak van 27 januari 2011 heeft het tuchtgerecht aan appellante een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd
Tegen deze uitspraak heeft appellante op 8 februari 2011 beroep ingesteld.
Bij brief van 1 maart 2011 heeft de secretaris van het tuchtgerecht op de zaak betrekking hebbende stukken aan het College toegezonden.
Op 7 mei 2013 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Voor appellante is verschenen haar gemachtigde. Ter zitting zijn inlichtingen verstrekt door mr. O.D. van der Vliet en ir. ing. A. Waterink, beiden werkzaam bij het Productschap Akkerbouw (hierna: PA).

2.De grondslag van het geschil

2.1
Verordening van het Productschap Akkerbouw van 27 maart 2008 houdende regels over de bestrijding van knolcyperus (hierna: Verordening PA bestrijding knolcyperus 2008) luidde ten tijde en voor zover hier van belang:
" Artikel 2
1. Het is de ondernemer verboden planten te telen op een perceel, waarop de aanwezigheid van knolcyperus is aangetoond vanaf de datum, genoemd in de bekendmaking tot de datum als bedoeld in artikel 3, eerste lid.
(…)
Artikel 9
Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld."
2.2
Vast staat dat op 18 september 2009 een toezichthouder van het PA op een perceel van appellante, waarop een teeltverbod van kracht is, de teelt van graszoden heeft aangetroffen. Het tuchtgerecht heeft geoordeeld dat appellante daarmee artikel 2, eerste lid, van de Verordening PA bestrijding knolcyperus 2008 heeft overtreden. Het tuchtgerecht heeft als tuchtrechtelijke maatregel een geldboete van € 1.922,- opgelegd en daarbij ten aanzien van de hoogte van deze boete het volgende overwogen:
" Strafmaat
De vof stelt dat zij geen voordeel uit de verboden teelt heeft genoten omdat zij die met Roundup heeft doodgespoten. Zij heeft ter onderbouwing van die stelling op 30 november 2010 een faxbericht van één pagina aan het tuchtgerecht gezonden. Het tuchtgerecht houdt het er voor dat die pagina kopieën van twee formulieren vertoont nu in het midden van die pagina een duidelijke scheurrand zichtbaar is. Op één van die formulieren, met datum 18 juni 2009, is als perceel aangeduid: [naam], en als bewerking: ‘Netting’ en zaaien. Het andere formulier (met de scheurrand) geeft de spuitdata van in 2009 - 2010 uitgevoerde bespuitingen weer en de daarvoor gebruikte middelen. Op dat formulier is niet vermeld op welk(e) perceel/percelen of perceelsgedeelte(n) die bespuitingen heeft/hebben plaatsgevonden. De vof heeft geen toelichting bij de overgelegde formulieren gegeven. Zonder toelichting kan echter geen verband tussen deze formulieren worden afgeleid en dus ook niet dat de vof de verboden teelt heeft vernietigd. Er moet er daarom van worden uitgegaan dat voordeel uit die teelt is genoten. Rekening houdend met de door het PA gestelde omvang van dat voordeel, de door de vof verstrekte gegevens en de niet door haar weersproken oppervlakte van 4.180 m2, stelt het tuchtgerecht dat voordeel vast op € 1.672,--. Het strafbaar feit en het daaruit voortvloeiende wederrechtelijk genoten voordeel geeft aanleiding een boete op te leggen van (€ 250 + € 1.672 =) € 1.922,--."

3.Het standpunt van appellante

Appellante heeft, voor zover thans nog van belang, het volgende (kort weergegeven) aangevoerd
Volgens appellante heeft het tuchtgerecht ten onrechte aangenomen dat zij wederrechtelijk voordeel heeft genoten, omdat het gras met Roundup is dood gespoten en het spuitboekje dit voldoende duidelijk maakt.

6.De beoordeling van het geschil

6.1
Ter zitting heeft appellante desgevraagd verklaard niet te bestrijden dat zij artikel 2, eerste lid, Verordening PA bestrijding knolcyperus 2008 heeft overtreden en geen bezwaar te hebben tegen de, door het tuchtgerecht kennelijk als basisbedrag aangemerkte, boete van
€ 250,-. Appellante stelt met dit beroep alleen het, bij het basisbedrag opgetelde, boetebedrag van € 1.672,- aan de orde om de reden dat het tuchtgerecht hierbij ten onrechte ervan is uitgegaan dat zij voordeel uit de verboden teelt heeft genoten.
6.3
Het tuchtgerecht heeft, blijkens de onder 2.2 weergegeven overweging, bij de bepaling van de hoogte van de boete aangenomen dat appellante voordeel uit de verboden teelt heeft genoten en heeft dit oordeel gebaseerd op het feit dat appellante geen toelichting op de door haar per fax toegezonden kopieën van formulieren heeft gegeven. Het College volgt dit oordeel van het tuchtgerecht niet, gelet op het volgende. Gebleken is dat het faxbericht twee pagina’s uit een zogenoemd spuitboekje omvat, waarvan de originele versie door appellante ter zitting is getoond. Aan de hand van de hierin genoteerde gegevens heeft appellante aannemelijk gemaakt dat zij op 9 april 2010 met het middel Roundup de teelt heeft bespoten en daarmee vernietigd. Voorts heeft zij aannemelijk gemaakt dat en waarom de teelt destijds (vóór 9 april 2010) nog niet – met het oog op de verkoop – kon worden geoogst. Daarmee heeft het tuchtgerecht de opgelegde boete op een ondeugdelijke feitelijke grondslag doen steunen.
6.5
Het College concludeert dat het beroep gegrond is en dat de bestreden tuchtuitspraak dient te worden vernietigd. Het College zal de zaak zelf afdoen. Met inachtneming van de hiervoor genoemde omstandigheden ziet het College aanleiding de door het tuchtgerecht opgelegde boete te matigen. Het College legt appellante een boete op van € 250,-, zijnde het door het tuchtgerecht vastgestelde basisbedrag waartegen appellante geen bezwaar heeft. Het College acht het opleggen van deze tuchtrechtelijke maatregel passend en geboden.

7.De beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden tuchtuitspraak;
  • legt appellante een geldboete op van € 250,- (zegge: tweehonderdenvijftig euro).
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, mr. E. Dijt en mr. H. Bolt, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Michael, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2013.
w.g. W.E. Doolaard w.g. S.D.M. Michael