ECLI:NL:CBB:2013:80

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
26 juli 2013
Zaaknummer
AWB 12/950
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot aanwijzing koopzondagen door burgemeester en wethouders van Wijdemeren

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in het geschil tussen de burgemeester en wethouders van Wijdemeren en Supermarkt [naam] B.V. over de afwijzing van een verzoek tot aanwijzing van koopzondagen. De appellante, vertegenwoordigd door mr. A.J. Bakhuijsen, had verzocht om maximaal twaalf zon- en feestdagen aan te wijzen waarop het verbod om op zondag een winkel geopend te hebben niet zou gelden, zoals vastgelegd in de Winkeltijdenwet. Dit verzoek werd door de gemeente afgewezen, waarna appellante in beroep ging.

De gemeente had in eerdere besluiten, waaronder een besluit van 29 november 2011 en een ongegrondverklaring van een bezwaarschrift op 19 juni 2012, aangegeven dat er geen aanleiding was om het verzoek in te willigen. Tijdens de zitting op 5 juni 2013 werd het standpunt van de gemeente verdedigd door gemachtigde I.P.F. Olgers, terwijl de appellante werd bijgestaan door haar gemachtigden. Het College overwoog dat de gemeente een ruime beleidsvrijheid heeft bij het bepalen van de openstelling op zon- en feestdagen en dat er rekening gehouden moet worden met de belangen van de inwoners van de woonwijk waar de supermarkt is gelegen.

Het College concludeerde dat de gemeente in redelijkheid tot de afwijzing van het verzoek had kunnen komen, gezien de specifieke situatie van de supermarkt in een woonwijk en de mogelijke gevolgen voor de zondagsrust. De vergelijking die appellante maakte met andere winkels die wel op zondag open mochten, werd door het College niet als valide beschouwd, omdat deze winkels zich buiten de bebouwde kom bevonden. Het College verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 12/950
12500

Uitspraak van de meervoudige kamer van 17 juli 2013 in de zaak tussen

Supermarkt [naam] B.V., te Loosdrecht, appellante (hierna: [naam])
(gemachtigde: mr. A.J. Bakhuijsen),
en

burgemeester en wethouders van Wijdemeren, verweerders

(gemachtigde I.P.F. Olgers).

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2011, verzonden 6 december 2011, hebben verweerders het verzoek van [naam] tot aanwijzing van maximaal twaalf zon- en feestdagen waarop het in artikel 2 van de Winkeltijdenwet (hierna: de Wet) bepaalde verbod om op zondag een winkel geopend te hebben niet geldt, afgewezen. Bij besluit van 19 juni 2012 hebben verweerders het hiertegen gerichte bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerders hebben een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2013.
Namens appellante zijn de heer [A] en de heer [B] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde mr. A.J. Bakhuijsen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde I.P.F. Olgers.

Overwegingen

1.
Uit artikel 4, eerste en tweede lid, van de Verordening winkeltijden Wijdemeren 2007 (de Verordening) volgt dat het verbod in artikel 2, eerste lid, onder a en b, van de Wet om op zon- en feestdagen geopend te zijn, niet geldt op ten hoogste twaalf, door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen, zon- en feestdagen per kalenderjaar. Deze bevoegdheid geldt voor elk deel van de gemeente afzonderlijk. Voorts geldt het verbod in artikel 2, eerste lid, onder a en b van de Wet niet voor, 1) openstelling van avondwinkels op zon- en feestdagen op grond van artikel 5 van de Verordening, 2) openstelling van winkels voor afzonderlijke situaties op grond van artikel 6 van de Verordening en, 3) openstelling van winkels in gebieden met toeristische aantrekkingskracht op grond van artikel 9 van de Verordening.
2.
Bij het bestreden besluit hebben verweerders het bezwaarschrift ongegrond verklaard en hun besluit van 29 november 2011 gehandhaafd, in afwijking van het advies van de commissie voor de bezwaarschriften. Verweerders hebben daartoe als volgt overwogen.
2.1
Op grond van artikel 3 van de Wet is de gemeenteraad bevoegd om voor ten hoogste twaalf zon- en feestdagen per jaar vrijstelling te verlenen van het verbod om op zondag een winkel geopend te hebben. De gemeenteraad heeft deze bevoegdheid middels de Verordening aan verweerders overgedragen. Bij deze delegatie zijn geen nadere regels gesteld en verweerders komt derhalve ruime beleidsvrijheid toe op het gebied van winkelopenstelling op zon- en feestdagen. Verweerders voeren een terughoudend beleid; er is geen sprake van een absoluut verbod van winkelopenstelling op zon- en feestdagen maar verweerders dienen rekening te houden met eenieders belangen. Dit resulteert in verschillende regimes voor verschillende delen van de gemeente. Zo hebben verweerders twaalf koopzondagen voor tuincentra aangewezen op grond van artikel 4 van de Verordening. Een kerstmarkt heeft ontheffing gekregen voor één zondag op grond van artikel 6 van de Verordening. Enkele winkels met toeristische aantrekkingskracht in een bepaald gebied mogen op zondag geopend zijn op grond van artikel 9 van de Verordening. Tot slot heeft één supermarkt (Jumbo) ontheffing om zondag geopend te zijn op grond van artikel 5 van de Verordening. De situatie waarin [naam] op zondag open wil is niet vergelijkbaar met voornoemde openingsregimes voor de zondag om de volgende redenen. De winkel van [naam] is gelegen in een winkelcentrum, midden in een woonwijk. De tuincentra liggen buiten de bebouwde kom, aan één weg binnen een afstand van tweehonderd meter van elkaar. Er is hier geen sprake van vergelijkbare onrust en verkeersdrukte als wanneer een winkel midden in een woonwijk is gesitueerd. Verder is in de situatie van [naam] geen sprake van toeristische aantrekkingskracht. Ook de situatie van een kerstmarkt die gedurende meerdere jaren, gedurende één zondag per jaar wordt gehouden, is niet vergelijkbaar. Tot slot is de situatie van Jumbo evenmin vergelijkbaar. Jumbo is – in tegenstelling tot de door [naam] gevraagde openstelling voor de gehele dag – slechts op zondagmiddag van 16.00 tot 22.00 open. Bovendien gaat het bij [naam] om een gebiedsaanwijzing, waarvan ook andere winkels in het winkelcentrum kunnen profiteren. Er zal daardoor meer verkeersdrukte en meer onrust in de woonwijk zijn dan wanneer Jumbo geopend is. De belangen van inwoners in de buurt wegen zwaarder dan het belang van [naam] om de supermarkt vaker geopend te hebben. Verweerders hebben niet de verwachting dat [naam] onredelijk in zijn belangen wordt geschaad omdat zondagopening veeleer leidt tot omzetspreiding dan omzetstijging. Concluderend vinden verweerders zondagopenstelling in een woonwijk ongewenst. Indien thans aan [naam] vrijstelling wordt verleend, zijn verweerders op grond van het gelijkheidsbeginsel gehouden in vergelijkbare gevallen eveneens ontheffing te verlenen. Dat willen verweerders voorkomen.
3.
[naam] voert tegen het bestreden besluit het volgende aan. Een ontheffing is mogelijk naar onderscheid van branches. De aanwijzing van twaalf zon- en feestdagen kan daarom worden beperkt tot supermarkten. In het geval van appellante is sprake van een absoluut verbod op zondagopenstelling terwijl in andere gedeeltes van de gemeente en/ of branches en in het geval van Jumbo, wel een inbreuk op dit verbod wordt toegestaan. Hiervoor is geen rechtvaardigingsgrond. Verweerders hebben geen juiste belangenafweging gemaakt. Appellante heeft immers een zwaarwegend economisch belang bij openstelling op zondag. Voorts hebben verweerders hun stelling dat zondagopenstelling leidt tot ontoelaatbare onrust en verkeersdrukte niet onderbouwd met feitelijke gegevens.
4.
Het College overweegt als volgt. Bij het aanwijzen van koopzon- en feestdagen zoals hier aan de orde hebben verweerders een grote mate van vrijheid bij de beoordeling of al dan niet aanleiding is voor een vrijstelling. Het zijn verweerders die de relevante belangen in hun besluitvorming dienen te betrekken en tegen elkaar af moeten wegen. Het is niet de taak van het College die afweging over te doen of zijn oordeel daarvoor in de plaats te stellen. Het bestreden besluit komt op inhoudelijke gronden pas dan voor vernietiging in aanmerking indien zou moeten worden geoordeeld dat verweerders na afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid tot dat besluit hebben kunnen komen. Dat betekent dat de toetsingsmaatstaf die het College hier moet aanleggen een terughoudende is. Het College volgt verweerders in hun standpunt dat de door appellante gemaakte vergelijking met de tuincentra, die wel op twaalf door verweerders aangewezen zondagen open mogen zijn, niet opgaat, gegeven het door appellante niet weersproken feit dat deze winkels buiten de bebouwde kom liggen en niet, zoals de supermarkt van appellante, midden in een woonwijk in de bebouwde kom. Verweerders hebben aannemelijk gemaakt dat derhalve geen sprake is van vergelijkbare gevolgen voor de zondagsrust. Gelet op vorengenoemde terughoudende toetsing, ziet het College geen grond voor het oordeel dat verweerders bij het bestreden besluit het belang van bescherming van de zondagsrust niet in redelijkheid zwaarder hebben mogen laten wegen dan de belangen van appellante die worden gediend door toewijzing van haar verzoek tot aanwijzing van twaalf koopzondagen.
5.
Naast de vrijstellingsmogelijkheid van artikel 3 van de Wet, voorziet de Wet nog in verschillende andere mogelijkheden voor het verlenen van vrijstelling of ontheffing van het verbod om een winkel op zon- en feestdagen geopend te hebben. Verweerders hebben op grond van de Verordening ook van deze andere mogelijkheden gebruik gemaakt met betrekking tot de zondagopenstelling van respectievelijk een kerstmarkt, de in het gebied van de Oud Loosdrechtsedijk en de Nieuw Loosdrechtsewijk gelegen winkels en de Jumbo. Verweerders hebben zich terecht op het standpunt gesteld dat ten aanzien van deze winkels geen sprake is van een met een artikel 4 van de Verordening vergelijkbaar regime, zodat het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel met betrekking tot deze gevallen reeds om die reden geen doel treft.
6.
Gelet op het vorenstaande moet het beroep ongegrond verklaard worden. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet het College geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.B. van Zutphen voorzitter, mr. S.C. Stuldreher en mr. M. Munsterman, leden, in aanwezigheid van mr. J. van Santvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2013.
R.F.B. van Zutphen J. van Santvoort