Uitspraak
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam, verweerster,
1.Het procesverloop
4 november 2010, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerster van 28 september 2010.
2.De grondslag van het geschil
1. In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
i. kamer: een kamer van koophandel en fabrieken als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997;
(…)
1. Het handelsregister wordt gehouden door de kamers.
(…)
In het handelsregister worden over een onderneming opgenomen:
(…)
c. de datum van aanvang, voortzetting of beëindiging;
(…)
In het handelsregister worden over een rechtspersoon opgenomen:
(…)
d. de datum van aanvang of beëindiging.
1. Tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister is verplicht degene aan wie een onderneming toebehoort, of, indien het de inschrijving betreft van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a en b, het tweede lid en derde lid, ieder der bestuurders van de rechtspersoon.
(…)
1. De daartoe verplichte personen doen, met inachtneming van het bij algemene maatregel van bestuur bepaalde, de opgaven die een kamer nodig heeft om ervoor te zorgen dat de in artikel 9 (…), bedoelde gegevens te allen tijde juist en volledig in het handelsregister ingeschreven zijn.
(…)”
- De rechtspersoon B.V. 1nP, te Rotterdam, is sinds 13 juni 2005 in het handelsregister ingeschreven. De onderneming B.V. 1nP houdt zich bezig met het verrichten van alle mogelijke werkzaamheden op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, exclusief alle AWBZ gefinancierde zorg. De bestuurders (en aandeelhouders) van B.V. 1nP zijn appellante, Systicon en Altercourse, van welke rechtspersonen respectievelijk
- De statuten van B.V. 1nP vermelden het volgende:
1. Een besluit tot:
(…)
c. ontbinding der vennootschap;
kan slechts worden genomen met een meerderheid van twee/derde van het aantal uitgebrachte stemmen in een algemene vergadering waarin tenminste twee/derde van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigd is.
2. Is in een algemene vergadering, waarin een besluit als bedoeld in lid 1 aan de orde is, niet twee/derde van het geplaatste kapitaal ter vergadering vertegenwoordigd, dan wordt een nieuwe vergadering bijeengeroepen, te houden binnen een maand na de vorige.
Deze vergadering is alsdan tot het nemen van een besluit als bedoeld bevoegd, mits met een meerderheid van twee/derde van het aantal uitgebrachte stemmen, ongeacht het ter vergadering vertegenwoordigd kapitaal.
Bij de oproeping voor laatstbedoelde vergadering moet worden vermeld dat en waarom dit besluit kan worden genomen, onafhankelijk van het ter vergadering vertegenwoordigd gedeelte van het kapitaal.
1. De raapleging van aandeelhouders kan ook buiten vergadering geschieden. Daartoe worden de voorstellen aan alle aandeelhouders toegezonden en een voorstel geldt alsdan als aangenomen als alle aandeelhouders zich schriftelijk, waaronder begrepen telegrafisch, per telex, per fax of via E-mail, voor het voorstel hebben verklaard.
2. Deze regeling kan geen toepassing vinden indien er certificaathouders zijn.”
- Bij brief van 4 maart 2010 heeft appellante, althans Van Kesteren, bij verweerster opgave gedaan van de ontbinding met ingang van 30 november 2009 van B.V. 1nP. Daarbij heeft appellante het door Van Kesteren ingevulde en ondertekende formulier “17a Inschrijving ontbinding vennootschap, rechtspersoon of maatschap”, ingediend. In de brief heeft appellante onder meer vermeld dat alle drie de aandeelhouders van B.V. 1nP unaniem en mondeling, buiten vergadering, tot ontbinding van de rechtspersoon hebben besloten, dat in de bijgevoegde jaarstukken 2007 en 2008 kennis is gegeven van het besluit tot ontbinding en dat artikel 16 van de statuten toestaat dat ook buiten vergadering wordt besloten.
- Bij brieven van 9 maart 2010 heeft verweerster de afzonderlijke bestuurders van B.V. 1nP in kennis gesteld van de inschrijving per die datum van de opgave dat B.V. 1nP met ingang van 30 november 2009 “door Besluit van de algemene vergadering / stichtingsbestuur” is ontbonden.
- Bij brief van 7 april 2010 heeft R.C. Heine, als accountant-administratieconsulent werkzaam bij Heine & Van Oosten Accountants Adviseurs, namens Systicon verweerster bericht dat (de directie van) Systicon niet op de hoogte is van een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders tot liquidatie van B.V. 1nP en verzocht de betreffende registratie door te halen.
- Tegen voormelde registratie van de liquidatie van B.V. 1nP heeft Systicon tevens bij brief van 21 april 2010 gemotiveerd bezwaar gemaakt.
- Bij brief van 20 mei 2010 heeft de bezwarencommissie handelsregister appellante verzocht om, in het kader van een mogelijke hoorzitting en onder verwijzing naar de artikelen 15 en 16 van de statuten van B.V. 1nP, aanvullende stukken over te leggen teneinde de juistheid van de opgave te kunnen beoordelen.
- Bij brief van 7 juni 2010 heeft appellante hierop gereageerd en gemotiveerd uiteengezet, onder verwijzing naar de statuten en naar artikel 2: 225 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), waarom volgens haar sprake is van een rechtsgeldig genomen besluit tot ontbinding van de vennootschap. Uit een brief van O.J.A. van Drunen RA, werkzaam bij DRV Accountants en Belastingadviseurs, blijkt volgens appellante dat tussen de drie bestuurders overeenstemming was over de ontbinding van B.V. 1nP en dat daar feitelijk naar is gehandeld. Dat Systicon, althans Van Domburg eind november 2009 heeft aangegeven het proces van liquidatie niet te willen continueren, bevestigt dat het besluit tot ontbinding is genomen.
- Bij besluit van 7 juli 2010 heeft verweerster met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het besluit van 9 maart 2010 ingetrokken en de registratie van, onder meer, de ontbinding met ingang van 30 november 2009 van B.V. 1nP ongedaan gemaakt.
- Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 2 augustus 2010 bezwaar gemaakt.
- Bij brief van 3 augustus 2010 heeft Systicon het door haar gemaakte bezwaar ingetrokken.
- Vervolgens heeft verweerster het bestreden besluit van 28 september 2010 genomen.
3.De standpunten van partijen
Ook maakt het bestreden besluit niet duidelijk dat het algemeen bestuur van de Kamer van Koophandel voor Rotterdam daartoe ambtshalve bevoegd was. De brief van 9 maart 2010 was niet van het algemeen bestuur afkomstig. Appellante betwist de bevoegdheid van het algemeen bestuur als orgaan tot het nemen van het betreffende zelfstandige besluit.
De brief van Systicon van 21 april 2010is niet aan haar toegezonden, zodat zij daarop niet tijdig heeft kunnen reageren teneinde de onjuistheden in die brief te weerleggen. Verweerster heeft er geen blijk van gegeven dat zij de juistheid en de rechtmatigheid van voormelde brief van 21 april 2010 heeft beoordeeld, terwijl haar overtuigend schriftelijk bewijs ter hand is gesteld waaruit volgt dat de aandeelhouders unaniem tot liquidatie hebben besloten.
Eveneens in strijd met het vertrouwensbeginsel en de rechtszekerheid is volgens appellante dat verweerster zich klaarblijkelijk heeft gebaseerd op de brief van appellante van 7 juni 2010, terwijl appellante die brief heeft gestuurd in het kader van de klachtprocedure van Systicon. Het is verweerster niet toegestaan informatie uit die brief te benutten voor een ander doel dan waarvoor deze door appellante is verstrekt, zeker nu appellante hiervan niet van tevoren op de hoogte is gebracht.
Het ongedaan maken van de inschrijving van de ontbinding van B.V. 1nP levert rechtsonzekerheid op voor raadplegers van het handelsregister, aldus appellante.
Het belang van verweerster, de raadplegers van het handelsregister alsmede B.V. 1nP en haar aandeelhouders en bestuurders bij inschrijving van de beëindiging van (de sinds 31 december 2007 inactieve onderneming van) de rechtspersoon had eveneens in de belangafweging moeten worden betrokken.
4.De beoordeling van het geschil
5.De beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 28 september 2010;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerster in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 944 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro);
- gelast dat verweerster aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 298 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.