Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Minister van Economische Zaken, verweerder
1.Procesverloop
Bij besluiten van 1 november 2013 en 22 november 2013 heeft verweerder dwangsommen ingevorderd van respectievelijk € 2.000,- en € 53.000,-.
2.Grondslag van het geschil
Geconstateerd is – samengevat – dat door diverse tekortkomingen in de huisvesting en verzorging van de varkens de Gwd, het Varkensbesluit en het Besluit welzijn productiedieren zijn overtreden.
Naar aanleiding van deze controle heeft verweerder bij besluit van 1 november 2013 een dwangsom ingevorderd van € 2.000,-.
Naar aanleiding van deze controle heeft verweerder bij besluit van 22 november 2013 een dwangsom ingevorderd van € 53.000,-.
3.Standpunt verzoekster
Aan de maatregelen omtrent het afleidingsmateriaal, schone en droge ligplekken, het direct afvoeren van dode dieren, het afzonderen en adequaat verzorgen van zieke dieren en het niet meer toepassen van oor-inkepingen zal per direct invulling worden gegeven.
Ten aanzien van de maatregelen omtrent het drinkwater, de lichtintensiteit en de vloeren stelt verzoekster dat een aanvang is gemaakt met het repareren hiervan. Verzoekster heeft daartoe ter zitting een factuur en een offerte overgelegd.
Door het afvoeren van dieren zal de geconstateerde overbezetting binnen afzienbare tijd, naar de verwachting van verzoekster over een periode van circa veertien dagen, zijn opgeheven. Indien de dwangsommen worden ingevorderd zullen er onvoldoende financiële middelen op het bedrijf aanwezig zijn om de kosten die deze aanpassingen met zich meebrengen te kunnen voldoen.
Verzoekster verzoekt een voorlopige voorziening te treffen teneinde het mogelijk te maken dat zij – zonder dat verdere dwangsommen verbeuren – de door haar ter zitting geschetste afwikkeling van het bedrijf binnen zes maanden kan realiseren. Voorts verzoekt verzoekster een voorlopige voorziening te treffen tot het schorsen van de reeds genomen invorderingsbesluiten.
4.Standpunt verweerder
De heer [naam 2] heeft ter zitting verklaard dat hij op 25 november 2013 op het bedrijf is geweest en dat er weliswaar nieuwe roosters zijn gelegd in een deel van de stallen, maar dat de slechte vloeren in andere stallen worden opgeknapt door delen van de oude vloeren daar overheen te leggen, hetgeen geen adequate aanpassing is. Aan de overige maatregelen was nog geen uitvoering gegeven.
Ten aanzien van de offerte voor de drinkwatervoorziening heeft verweerder gesteld dat dit slechts een offerte betreft, maar dat deze werkzaamheden nog niet zijn gestart en onduidelijk is of en wanneer de drinkwatervoorziening zal worden geplaatst.
5.Overwegingen
In het bijzonder is gebleken dat het merendeel van de varkens nog altijd niet over voldoende vloeroppervlakte kon beschikken, dat 1416 varkens zich bevonden in hokken waarbij de vloeren dusdanig kapot waren dat zij pijn en/of letsel konden oplopen; dat 1470 varkens zich in hokken bevonden met scherpe of uitstekende delen , alsmede dat diverse gehuisveste varkens (minimaal 814 varkens) door kapotte dan wel afgesloten leidingen geen beschikking hadden over drinkwater.
De voorzieningenrechter betrekt daarbij dat, naar verweerder ter zitting heeft toegelicht, het niet mogelijk is om door herverdeling van de varkens aan de normen te voldoen ten aanzien van de vereiste vloeroppervlakte per dier. De wijze van indeling van de stallen en de wettelijke vereisten die aan de huisvesting voor de verschillende soorten varkens die verzoekster houdt (gespeende biggen, beren, (fok)zeugen) worden gesteld, maakt dat van herverdeling geen sprake kan zijn.
Voorts heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het bij de overtredingen om een groot aantal dieren gaat. Ten aanzien van het terugdringen van de capaciteit heeft verzoekster ook niet concreet onderbouwd hoe dit, zoals door haar ter zitting aangegeven, binnen een periode van twee weken bereikt zou kunnen worden.