ECLI:NL:CBB:2013:337

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 december 2013
Publicatiedatum
30 januari 2014
Zaaknummer
AWB 12/318
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve doorhaling registratie onderneming in handelsregister

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante, een vertaal- en tolkenbureau, en de Kamer van Koophandel Midden-Nederland. De zaak betreft de ambtshalve doorhaling van de registratie van de onderneming van appellante in het handelsregister. Dit besluit werd genomen na een melding van de Belastingdienst dat de onderneming van appellante niet meer als actief werd beschouwd. Appellante werd in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van haar actieve status, maar heeft nagelaten dit te doen. Het bestreden besluit van de Kamer van Koophandel, waarin het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard, leidde tot beroep bij het College.

Tijdens de zitting op 2 december 2013 was appellante niet aanwezig, maar de Kamer van Koophandel werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Het College heeft vastgesteld dat appellante geen bewijs heeft overgelegd dat haar onderneming nog actief is, ondanks de gelegenheid die zij had gekregen. Het College concludeert dat er geen sprake is van voldoende activiteiten of omzet, en dat de Kamer van Koophandel terecht tot ambtshalve uitschrijving is overgegaan.

Daarnaast heeft het College opgemerkt dat de veronderstelling van appellante dat haar inschrijving in het handelsregister noodzakelijk is voor haar werkzaamheden als tolk, berust op een misvatting. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 december 2013.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Zaaknummer: 12/318
24300

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2013 in de zaak tussen

[naam], appellante

en

de Kamer van Koophandel Midden-Nederland, verweerster

(gemachtigde: mr. B.A. van den Enden-Holtkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 5 december 2011 is verweerster overgegaan tot ambtshalve doorhaling van de registratie van onderneming van appellante in het handelsregister.
Bij besluit van 6 februari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2013. Appellante is niet verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Bij brief van 25 oktober 2011 heeft verweerster appellante bericht dat de Belastingdienst verweerster heeft ingelicht dat het vertaal- en tolkenbureau van appellante niet meer voorkomt als een actieve onderneming. Dit signaal heeft bij verweerster het vermoeden opgeleverd dat de onderneming van appellante ten onrechte in het handelsregister is ingeschreven. Verweerster heeft appellante met een bericht van 4 november 2011 de gelegenheid geboden om binnen 14 dagen (met verstuurde facturen of opdrachtbevestigingen) bewijs te leveren dat haar onderneming nog activiteiten ontplooid. Verweerster heeft geen stukken van appellante ontvangen en heeft vervolgens ambtshalve de registratie van de onderneming van appellante in het handelsregister doorgehaald.
2.
Bij het bestreden besluit handhaaft verweerster haar standpunt. Ook in bezwaar heeft appellante nagelaten bewijs te leveren waaruit blijkt dat de onderneming van appellante nog actief is.
3.
Het College stelt vast dat appellante heeft nagelaten bewijs bij te brengen waaruit zou kunnen blijken dat de onderneming van appellante (nog) actief is en die de informatie van de Belastingdienst ontkracht. Appellante heeft voldoende gelegenheid gehad om dat bewijs (alsnog) over te leggen. Onder die omstandigheden moet het College het er met verweerder voor houden dat geen sprake is van voldoende omvang van activiteiten of omzet. Verweerster is derhalve terecht tot ambtshalve uitschrijving van de onderneming van appellante overgegaan.
4.
De veronderstelling van appellante dat haar inschrijving in het handelsregister nodig is om haar werk als tolk te kunnen uitoefenen, berust overigens, naar door verweerster bij het tolkenregister ingewonnen inlichtingen, op een misvatting.
5.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2013.
w.g. R.C. Stam w.g. P.M. Beishuizen