Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[bedrijfsnaam 1] B.V.,
appellante
de Staatssecretaris van Economische Zaken, (hierna: de staatssecretaris).
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
.Bij primair besluit van 5 januari 2010 is een boete opgelegd van € 28.996,-- voor overtreding van artikel 7 van de Msw in het jaar 2008. Daarbij is uitgegaan van een overschrijding van de fosfaatgebruiksnorm met 2.636 kg. Dat de 96 vrachten compost bevatten is gebaseerd op gegevens van [bedrijfsnaam 2], met name door haar opgemaakte (koppel)afleveringsbewijzen en verkoopbevestigingen, die zijn vergeleken met gegevens van Dienst Regelingen. Voor alle vrachten stond appellante geregistreerd als gebruiker en is als losplaats [vestigingsplaats] vermeld. Verder zijn verklaringen van appellante en van de directeuren van [bedrijfsnaam 2] bij het bewijs betrokken. Zo heeft [naam 1] namens appellante de aanvoer van een grondverbeteringsproduct door [bedrijfsnaam 2] bevestigd en verklaard dit product op zijn land te hebben gebruikt.
De uitspraak van de rechtbank
De beoordeling van het geschil in hoger beroep
c. de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen.
opof
inde bodem te brengen. Ervan uitgaande dat het inderdaad om compost gaat die in 2007 door [bedrijfsnaam 2] is aangeleverd, na levering is opgeslagen op een mestplaat en vervolgens in 2008 op een stuk grond is gebracht dat – naar niet is bestreden – behoort tot het bedrijf van appellante staat daarmee vast dat aldus ook deze meststoffen in 2008 op de bodem zijn gebracht, zoals bedoeld in artikel 7 van de Msw. Voor de toepassing van de Meststoffenwet is niet relevant of de mest al dan niet geheel is opgenomen in de grond. Alleen in een opslag opgeslagen meststoffen of afgevoerde meststoffen worden ingevolge artikel 12 van de Msw niet meegeteld voor de toepassing van artikel 8 van de Msw. De staatssecretaris heeft dan ook terecht de betreffende mest betrokken in zijn beoordeling.
Beslissing
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze ziet op het beroep gericht tegen het besluit van 25 mei 2010;
- verklaart het beroep van appellante tegen het besluit van 25 mei 2010 in zoverre gegrond en vernietigt dit besluit in zoverre;
- stelt de boete voor het jaar 2008 vast op € 23.556,50 (zegge: drieëntwintigduizendvijfhonderdzesenvijftig euro en vijftig cent);
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 25 mei 2010 voor zover vernietigd;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- veroordeelt de staatssecretaris in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.888,-- (zegge: éénduizendachthonderdachtentachtig euro);
- gelast dat de staatsecretaris aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 752,-- (zegge: zevenhonderdtweeënvijftig euro) vergoedt.