Uitspraak
1.Het procesverloop in hoger beroep
A. Keizer, bestuurder van Barts.
2.De grondslag van het geschil
(…)
d. werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
e. werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
(…)”
(…)
- pensioenovereenkomst: hetgeen tussen een werkgever en een werknemer is overeengekomen betreffende pensioen;
(…)
- werkgever: degene die een werknemer krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid laat verrichten;
(…)
- werknemer: degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid verricht voor een werkgever, met uitzondering van de directeur-grootaandeelhouder en de werknemer die onder de werkingsfeer van een verplichtgestelde beroepspensioenregeling als bedoeld in de Wet verplichte beroepspensioenregeling valt;”
a. die werknemers van die werkgever al deelnemen in een pensioenregeling die ten minste zes maanden voor het moment van indiening van de in behandeling genomen aanvraag tot verplichtstelling, van kracht was; of
b. indien de werkgever voor die werknemers al een pensioenvoorziening heeft getroffen die al ten minste zes maanden voor het moment dat de verplichtstelling op hem en zijn werknemers van toepassing wordt, van kracht was.”
Het verplichtstellingsbesluit is met ingang van 27 oktober 2006 in werking getreden.
29 mei 2007 verplicht deelneemt aan het door appellante beheerde bedrijfstakpensioenfonds.
4 februari 2011 overgelegd een akte van oprichting van Barts B.V. Ten overvloede overweegt de stichting dat uit de akte niet/onvoldoende blijkt dat Barts B.V. een rechtsopvolger is van Barts V.O.F. en/of er sprake is geweest van overgang van onderneming in de zin van het Burgerlijk Wetboek. Verder heeft de beweerde rechtsvoorganger nooit een vrijstelling op grond van artikel 2 VBB verkregen in dezen en deze zelfs niet aangevraagd.”
3.De uitspraak van de rechtbank
29 mei 2007 heeft laten ingaan voor Barts en de rechtsvoorganger van Barts voorafgaand aan 29 mei 2007 niet heeft aangeschreven, terwijl de verplichtstelling voor deze rechtsvoorganger ook al gold ingaande 2 augustus 2006.
4.De standpunten van partijen in hoger beroep
5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
6.De beslissing
de uitspraak te ondertekenen.