Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
10830
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2013 in de zaak tussen
Melkveebedrijf [A] (melkveebedrijf), te [vestigingsplaats] en [B] ([B]), te [woonplaats], hierna ook: appellanten
het Productschap Zuivel, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
16 februari 2012 hebben ingediend. Appellanten hebben gesteld dat zij met de zending waarop genoemd verzendbewijs betrekking heeft, in totaal drie meldingformulieren tegelijk aan verweerder hebben toegezonden. Het verzendbewijs bewijst op zich zelf echter niet dat het meldingsformulier deel uitmaakte van deze zending. Een begeleidende brief of een ander bewijsmiddel waarmee dit aannemelijk wordt gemaakt, ontbreekt. Uit de in het bezwaarschrift uiteengezette gang van zaken rond de datering, ondertekening en het verzendklaar maken van het meldingsformulier, zoals nader toegelicht ter zitting bij het College, komt naar voren dat het meldingsformulier in deze opzichten een andere weg heeft gevolgd dan de twee andere formulieren, die – naar tussen partijen niet in geschil is – wel door verweerder zijn ontvangen. Naar het oordeel van het College laat deze gang van zaken te veel ruimte voor de mogelijkheid dat het meldingsformulier (abusievelijk) niet met de twee andere formulieren in dezelfde enveloppe terecht is gekomen.