Uitspraak
Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder,
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft [A] B.V. op 7 juli 2013 beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, gedateerd 31 mei 2013, met kenmerk 492-1576. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer 13/484. Op 6 september 2013 heeft verzoekster een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed dat vereist, gelet op de betrokken belangen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het College bij uitspraak van heden het beroep van verzoekster tegen het besluit van 31 mei 2013 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hierdoor is niet langer voldaan aan het vereiste van connexiteit tussen het verzoek om voorlopige voorziening en de beroepsprocedure. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De beslissing van de voorzieningenrechter is op 21 oktober 2013 openbaar uitgesproken. De voorzieningenrechter, mr. E. Dijt, heeft in aanwezigheid van griffier R. van Cuilenborg de uitspraak gedaan, waarbij het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen.