ECLI:NL:CBB:2013:208

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 oktober 2013
Publicatiedatum
24 oktober 2013
Zaaknummer
AWB 13/675
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van LNV-subsidies

In deze zaak heeft [A] B.V. op 7 juli 2013 beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, gedateerd 31 mei 2013, met kenmerk 492-1576. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer 13/484. Op 6 september 2013 heeft verzoekster een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed dat vereist, gelet op de betrokken belangen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het College bij uitspraak van heden het beroep van verzoekster tegen het besluit van 31 mei 2013 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hierdoor is niet langer voldaan aan het vereiste van connexiteit tussen het verzoek om voorlopige voorziening en de beroepsprocedure. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De beslissing van de voorzieningenrechter is op 21 oktober 2013 openbaar uitgesproken. De voorzieningenrechter, mr. E. Dijt, heeft in aanwezigheid van griffier R. van Cuilenborg de uitspraak gedaan, waarbij het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Voorzieningenrechter
zaaknummer: 13/675 21 oktober 2013
27811
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:
[A] B.V., te [vestigingsplaats], verzoekster,
tegen
de
Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder,

1.De procedure

Bij brief van 7 juli 2013 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder d.d. 31 mei 2013, met het kenmerk 492-1576. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer 13/484.
Bij brief van 6 september 2013 heeft verzoekster zich met een verzoek om voorlopige voorziening tot de voorzieningenrechter van het College gewend.

2.De beoordeling van het geschil

Ingevolge artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien, voor zover hier van belang, bij het College beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van het College op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het College bij uitspraak van heden verzoeksters beroep tegen het besluit van 31 mei 2013 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Nu niet langer wordt voldaan aan het uit artikel 8:81 Awb volgende vereiste van connexiteit tussen het verzoek om voorlopige voorziening en de beroepsprocedure in het kader waarvan dit verzoek is ingediend, moet het verzoek om voorlopige voorziening naar het oordeel van de
voorzieningenrechter niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.De beslissing

De voorzienigenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. E. Dijt, in tegenwoordigheid van R. van Cuilenborg, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2013.
w.g. E. Dijt w.g. R. van Cuilenborg