Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2013 in de zaak tussen
Maatschap [A], [B] en [C], te [vestigingsplaats], appellante(gemachtigde: ir. S. Boonstra),
de Staatssecretaris van Economische Zaken,
Procesverloop
11 oktober 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld.
Overwegingen
€ 12.486,87. Verweerder heeft bij besluit van 16 februari 2012 de goedgekeurde oppervlakte van een aantal percelen alsmede de slotenmarge gewijzigd en de netto bedrijfstoeslag voor 2010 vastgesteld op € 109.626,64.
perceel 9de begrenzing aan de overzijde van de sloot niet juist; de aanvankelijk gedeeltelijk afgewezen sloot voldoet in zijn geheel en komt volledig in aanmerking voor uitbetaling van slotenmarge. Aangezien echter de totale oppervlakte van de sloot kleiner is geworden door het verleggen van de referentiegrens is de slotenmarge 0.02 ha kleiner dan in het bestreden besluit. Met betrekking tot
perceel 37heeft verweerder de slotenmarge 0.02 ha lager vastgesteld dan in het bestreden besluit omdat de sloot niet ligt tussen twee landbouwpercelen en om die reden niet voor uitbetaling van slotenmarge in aanmerking komt. Aangezien de referentieoppervlakte 0.02 ha hoger is vastgesteld blijft de totale geconstateerde oppervlakte gelijk. Voor
perceel 47heeft het verleggen van de referentiegrens eveneens tot gevolg dat de naast dit perceel gelegen sloot in zijn geheel voldoet en in aanmerking komt voor uitbetaling van slotenmarge. De slotenmarge is 0.02 ha groter dan in het bestreden besluit. De wijzigingen in de slotenmarge en de referentieoppervlakte leiden niet tot gewijzigde vaststelling van appellantes bedrijfstoeslag.
perceel 60is naar de eigen waarneming van het College ten minste drie meter breed en ligt in (en niet aan de rand van) het perceel. Voor zover appellante betoogt dat ook voor een dergelijke sloot dient te gelden dat deze slechts dan niet in aanmerking komt voor slotenmarge indien de sloot breder is dan 4 meter, overweegt het College dat ingevolge artikel 34, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1122/2209 voor de regio’s waar bepaalde elementen zoals sloten van oudsher deel uitmaken van de goede landbouwmethoden de lidstaten kunnen besluiten dat de oppervlakte van die elementen als een onderdeel van de volledig gebruikte oppervlakte moet worden beschouwd op voorwaarde dat zij een door de lidstaten te bepalen totale breedte niet overschrijdt. Die breedte moet overeenkomen met een traditionele breedte in de betrokken regio en mag niet meer dan 2 meter bedragen. Reeds om die reden kan het standpunt van appellante niet slagen.
percelen 9, 37 en 47heeft vastgesteld. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat die vaststelling onjuist is.
1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het bijwonen van het onderzoek ter plaatse en 0,5 punt voor het verstrekken van schriftelijke inlichtingen, wegingsfactor 1 en een waarde per punt van € 472,-). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.