Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 18 juni 2013 in de zaak tussen
[A] B.V., te [woonplaats], appellante
de Minister van Economische Zaken, Agentschap NL, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
8 april 2008 heeft verweerder de subsidie, in de vorm van een krediet, verleend. De subsidie is bepaald op 35% van de geraamde projectkosten en gesteld op maximaal € 530.968,48. Voorts is bepaald dat er voorschotten konden worden verleend.
1 januari 2008 tot en met 30 juni 2008. Uit de voortgangsrapportage I van appellante bleek dat de in deze fase gemaakte kosten lager waren uitgevallen dan de geraamde kosten.
€ 119.981,-. Dit bedrag was -afgerond- gelijk aan 35% van de geraamde kosten voor de periode
1 juli 2008 tot en met 31 december 2008, verminderd met een bedrag van € 27.910,-, zijnde 35% van het verschil tussen de geraamde en de werkelijke kosten van fase 1. Het totaal aan uitbetaalde voorschotten bedroeg daarmee € 243.339,-.
12 augustus 2009 heeft verweerder de subsidie in overeenstemming met de voorgestelde wijziging van het projectplan verleend. De subsidie is bepaald op 35% van het totaal van de thans geraamde projectkosten en gesteld op maximaal € 244.932,10.
€ 167.711,50 bestaande uit loonkosten, en dat fase 4 niet is uitgevoerd,
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 26 januari 2011 in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 302,- (zegge: driehonderdtwee euro) aan appellante te vergoeden.