Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
5101
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2013 in de zaak tussen
[A], te [woonplaats], appellant,
de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
31 augustus 2011 heeft verweerder appellants bezwaar ongegrond verklaard. Hangende het beroep heeft verweerder het bestreden besluit herzien. In verband daarmee is de bedrijfstoeslag voor 2010 opnieuw berekend en is de aanvankelijk opgelegde korting komen te vervallen.
26 september 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BY0527, als volgt.
In alle geschillen over de gemeten oppervlakten die betrekking hadden op besluiten betreffende de bedrijfstoeslag over het jaar 2009 heeft het College procesbelang aangenomen. Daarbij is van belang geacht dat verweerder eerst een voorschotbeslissing heeft genomen op basis van de bij hem bekende gegevens, en pas daarna onderzoek heeft verricht naar de juiste oppervlakte van de opgegeven percelen. Als bij dat onderzoek een kleinere oppervlakte werd vastgesteld dan bij de voorschotbeslissing was aangenomen, werd wel berekend wat de consequenties waren voor het recht op uitbetaling van toeslagrechten, maar werd, conform de tevoren uitgestippelde lijn, van terugvordering van een eventueel teveel uitbetaald bedrag afgezien. Verweerder heeft deze werkwijze gevolgd om landbouwers de gelegenheid te geven om de nieuwe meetresultaten (onder meer in bezwaarprocedures) ter discussie te stellen, en om te voorkomen dat landbouwers bij de besluitvorming inzake de toeslagrechten over het jaar 2010 plotseling geconfronteerd zouden worden met gewijzigde opvattingen over de (juiste wijze van vaststelling van de) oppervlakte van hun percelen, met mogelijk direct sancties vanwege een onjuiste opgave. Ook met het oog op de mestwetgeving had deze werkwijze het voordeel dat landbouwers de tijd kregen om onder ogen te zien wat de gevolgen waren van verweerders nieuwe benadering, en dat eventuele onjuistheden - anders dan in bezwaar- of beroepsprocedures tegen reeds opgelegde sancties - ter discussie gesteld konden worden.
Niet ontkend kan worden dat appellant een belang heeft bij de uitkomst van de discussie over de door verweerder niet als landbouwgrond aangemerkte perceelsoppervlakte – bijvoorbeeld voor de meststoffenwetgeving – maar dat belang is onvoldoende is om (proces)belang aan te nemen bij het beroep dat is gericht op de vaststelling van de bedrijfstoeslag. Daarbij neemt het College in aanmerking dat de vaststelling van de perceelsoppervlakte landbouwgrond en de overschrijding van de daaraan gekoppelde gebruiksnormen in het kader van de meststoffenwetgeving met een apart besluit kan worden aangevochten. Vanuit praktisch oogpunt zal verweerder bij de besluitvorming over die meststoffenwetgeving wellicht terugvallen op hetgeen is vastgesteld in het kader van de bedrijfstoeslag. Dat wil evenwel niet zeggen dat de perceelsoppervlakte zoals die is vastgesteld in de besluitvorming rondom de bedrijfstoeslag in beton is gegoten en als vaststaand heeft te gelden voor zover het gaat om oppervlaktevaststelling voor de meststoffenwetgeving. De vaststelling van landbouwgrond kan in het kader van een besluit betreffende de meststoffenwetgeving – voor zover in dat besluit deze vaststelling aan de orde is – dan ook opnieuw ter discussie worden gesteld.
€ 472,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
€ 472,- (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro);