In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 september 2013 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een persoon met een chauffeurskaart, heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking van deze kaart door de Minister van Infrastructuur en Milieu, die met ingang van 29 augustus 2013 van kracht zou zijn. De intrekking volgde op een besluit van 26 augustus 2013, waartegen verzoekster bezwaar heeft aangetekend. In haar verzoek om voorlopige voorziening heeft verzoekster de voorzieningenrechter gevraagd om het primaire besluit te schorsen totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen.
De voorzieningenrechter heeft op 17 september 2013 de zaak behandeld en geconcludeerd dat er geen reden meer is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van verzoekster. Dit leidde tot de beslissing om het primaire besluit te schorsen, waardoor verzoekster weer gebruik kan maken van haar chauffeurskaart. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de Minister van Infrastructuur en Milieu de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 472,-, dient te vergoeden. Daarnaast is de Minister opgedragen het betaalde griffierecht van € 160,- aan verzoekster te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de voorzieningenrechter heeft de beslissing in aanwezigheid van de griffier genomen.