ECLI:NL:CBB:2013:123

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 augustus 2013
Publicatiedatum
13 september 2013
Zaaknummer
AWB 13/586
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake vernietiging van runderen door aanwezigheid van chlooramfenicol

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 augustus 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, [A], tegen de staatssecretaris van Economische Zaken. Het primaire besluit van 7 augustus 2013 hield in dat vier runderen uit de handel moesten worden genomen en vernietigd, omdat deze positief testten op de niet-toegestane stof chlooramfenicol. Daarnaast werd besloten om alle runderen die nog niet bemonsterd waren op verzoekers bedrijf in de provincie te bemonsteren voor aanvullend onderzoek.

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 19 augustus 2013 is verzoeker in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter is voorlopig en bindt het College niet in een eventuele bodemprocedure.

De voorzieningenrechter constateerde dat in de urinemonsters van de vier runderen de voor chlooramfenicol minimaal vereiste prestatielimiet was aangetroffen. Dit leidde tot de conclusie dat verweerder terecht had besloten tot de vernietiging van de vier runderen, aangezien de aanwezigheid van chlooramfenicol een verplichting tot onmiddellijke dood met zich meebrengt volgens Richtlijn 96/23/EG. Verzoeker had de mogelijkheid om een contra-expertise aan te vragen, maar had hier tot op heden geen gebruik van gemaakt.

De voorzieningenrechter oordeelde verder dat het verzoek om de vernietiging van de runderen en het bemonsteren van alle runderen op de andere locatie niet voor toewijzing in aanmerking kwam. De beslissing om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2013.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 13/586
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 augustus 2013 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[A], te [woonplaats], verzoeker,

(gemachtigde: mr. A.D. Vrieling),
en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.E.W Tieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder onder meer besloten vier runderen uit de handel te nemen en te vernietigen, omdat die runderen positief testen op chlooramfenicol, en alle runderen die nog niet bemonsterd zijn en door verzoeker gehouden worden in de provincie […] te bemonsteren voor aanvullend onderzoek.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2013. Verzoeker is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2.
Op 24 juni 2013 is in een slachthuis een rund afkomstig van het bedrijf van verzoeker positief getest op chlooramfenicol (0,34 μg/kg). Bij besluit van 1 juli 2013 heeft verweerder verzoeker onder toezicht geplaatst en daaraan enkele in dat besluit omschreven maatregelen verbonden.
Verweerder heeft vervolgens, op basis van een steekproef, een aantal runderen op het bedrijf van verzoeker (te [woonplaats]) bemonsterd. Twee runderen testten positief op chlooramfenicol (0,7 μg/kg en 0,8 μg/kg). Bij besluit van 18 juli 2013 heeft verweerder besloten die runderen uit de handel te nemen en te vernietigen. Verweerder zal voorts alle runderen op verzoekers bedrijf te [woonplaats], die niet zijn bemonsterd, bemonsteren voor aanvullend onderzoek. De runderen die in […] worden gehouden, kunnen op een later tijdstip worden bemonsterd.
Verweerder heeft vervolgens alle runderen op verzoekers bedrijf te [woonplaats] bemonsterd. Nog eens vier runderen testten positief op chlooramfenicol (1,1 μg/kg, tweemaal 0,3 μg/kg en 0,4 μg/kg). Daarop heeft verweerder het primaire besluit genomen.
3.
Het verzoek strekt ertoe het besluit van verweerder de vier runderen te vernietigen en voorts alle runderen op de locatie in […] te bemonsteren, te schorsen.
4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in de urinemonsters van deze vier runderen de voor chlooramfenicol minimaal vereiste prestatielimiet (van 0,3 μg/kg) is aangetroffen. Op grond daarvan heeft verweerder terecht geconcludeerd dat die vier runderen positief testten op de aanwezigheid van chlooramfenicol, een niet-toegestane stof in de zin van Richtlijn 96/23/EG. Dit betekent dat op grond van artikel 23, tweede lid, van Richtlijn 96/23/EG voor verweerder de verplichting bestaat deze runderen (onmiddellijk) te doden. Verweerder heeft geen ruimte anders te beslissen. De omstandigheid dat chlooramfenicol na verloop van tijd verdwijnt uit de runderen, maakt dat niet anders. Van belang is immers dat op dat moment de stof chlooramfenicol in de vier runderen is aangetroffen. Een heronderzoek op een later moment, zoals verzoeker wenst, kan niet afdoen aan deze constatering. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat een tweede monster is genomen, welke beschikbaar is voor een contra-expertise door verzoeker, maar tot op heden heeft verzoeker daar geen gebruik van gemaakt.
Naar voorlopig oordeel heeft verweerder dan ook terecht besloten tot de vernietiging van de vier runderen.
5.
De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat het bedrijf van verzoeker weliswaar bestaat uit twee locaties ([woonplaats] en […]), maar feitelijk één bedrijf is met één UBN-nummer. Verzoeker heeft verklaard dat tussen die twee locaties ook uitwisseling plaatsvindt van runderen. Gelet op het feit dat op de locatie te [woonplaats] enkele runderen positief testten op chlooramfenicol, heeft verweerder naar voorlopig oordeel op goede gronden besloten om in het kader van de volksgezondheid en het onderzoek naar de oorzaak van de aanwezigheid van chlooramfenicol ook alle (26) runderen op de locatie in […] te bemonsteren.
6.
Gelet op het voorgaande komt het verzoek niet voor toewijzing in aanmerking.
7.
Voor een vergoeding van de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.B. van Zutphen in aanwezigheid van mr. P.H. Broier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2013.
w.g. R.F.B. van Zutphen w.g. P.H. Broier