ECLI:NL:CBB:2013:123
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- R.F.B. van Zutphen
- P.H. Broier
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake vernietiging van runderen door aanwezigheid van chlooramfenicol
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 augustus 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, [A], tegen de staatssecretaris van Economische Zaken. Het primaire besluit van 7 augustus 2013 hield in dat vier runderen uit de handel moesten worden genomen en vernietigd, omdat deze positief testten op de niet-toegestane stof chlooramfenicol. Daarnaast werd besloten om alle runderen die nog niet bemonsterd waren op verzoekers bedrijf in de provincie te bemonsteren voor aanvullend onderzoek.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 19 augustus 2013 is verzoeker in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter is voorlopig en bindt het College niet in een eventuele bodemprocedure.
De voorzieningenrechter constateerde dat in de urinemonsters van de vier runderen de voor chlooramfenicol minimaal vereiste prestatielimiet was aangetroffen. Dit leidde tot de conclusie dat verweerder terecht had besloten tot de vernietiging van de vier runderen, aangezien de aanwezigheid van chlooramfenicol een verplichting tot onmiddellijke dood met zich meebrengt volgens Richtlijn 96/23/EG. Verzoeker had de mogelijkheid om een contra-expertise aan te vragen, maar had hier tot op heden geen gebruik van gemaakt.
De voorzieningenrechter oordeelde verder dat het verzoek om de vernietiging van de runderen en het bemonsteren van alle runderen op de andere locatie niet voor toewijzing in aanmerking kwam. De beslissing om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2013.