2. De beoordeling van het geschil
2.1 Bij brief van 12 maart 2010 heeft appellante verweerster verzocht om bijstelling van het aantal plaatsen ‘individueel verblijf’ en ‘groepsverblijf licht’ voor de berekening van de normatieve kapitaallasten die in de aanvaardbare kosten 2006 tot en met 2008 zijn opgenomen. Bij besluit van 19 april 2010 heeft verweerster dit verzoek afgewezen. Dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft verweerster het bestreden besluit genomen. Bij dat besluit heeft verweerster het bezwaar met betrekking tot 2008 gegrond verklaard, over dat jaar een extra bedrag voor deze post in de nacalculatie opgenomen, en het bezwaar met betrekking tot 2006 en 2007 ongegrond verklaard.
2.2 Appellante stelt zich op het standpunt dat verweerster in het bestreden besluit ten onrechte niet is tegemoetkomen aan haar bezwaar met betrekking tot de berekening van de aanvaardbare kosten 2006 en 2007. Appellante voert aan dat zij is afgegaan op de expertise van het zorgkantoor bij het indienen van aanvragen om tariefbeschikkingen voor deze jaren. Aangezien het zorgkantoor volgens haar fungeert als hulppersoon van verweerster, kan verweerster verantwoordelijk worden gehouden voor het onjuist invullen van de aanvragen. Verweerster beroept zich volgens appellante verder ten onrechte op de formele rechtskracht van de hiervoor bedoelde tariefbeschikkingen. Appellante merkt in dit verband op dat verweerster de onrechtmatigheid van de tariefbeschikkingen met zoveel woorden heeft erkend door bij het bestreden besluit terug te komen van de tariefbeschikking voor 2008. Bovendien was de tariefbeschikking voor 2007 nog niet in rechte onaantastbaar toen appellante verweerster op 18 november 2009 een e-mail stuurde over de bijstelling van het aantal plaatsen ‘individueel verblijf’ en ‘groepsverblijf licht’. Voor zover verweerster in het bestreden besluit heeft overwogen dat de elektronische weg voor het maken van bezwaar niet was opengesteld, voert appellante aan dat verweerster haar ten minste had moeten informeren dat uitsluitend schriftelijk bezwaar kon worden gemaakt.
2.3 Verweerster heeft bij het bestreden besluit de aanvaardbare kosten voor 2008 aangepast. Zij heeft in dit verband opgemerkt dat het op haar weg had gelegen de e-mail die appellante op 18 november 2009 had gestuurd te betrekken bij de afhandeling van de aanvraag tot definitieve nacalculatie 2008 waarop op dat moment nog niet was beslist. Bij het bestreden besluit is dat alsnog gedaan. Er is volgens verweerster geen aanleiding terug te komen van de tariefbeschikkingen van 23 februari 2009 en 9 november 2009 waarin de definitieve nacalculatie 2006 respectievelijk 2007 is verwerkt. Tegen deze tariefbeschikkingen heeft appellante geen bezwaar gemaakt waardoor deze in rechte onaantastbaar zijn geworden. De tariefbeschikkingen zijn vastgesteld overeenkomstig de door appellante en het zorgkantoor tweezijdig ingediende nacalculatieformulieren. Verweerster had geen kanttekeningen hoeven te plaatsen bij de juistheid van de nacalculatieformulieren, aangezien deze pasten binnen de Beleidsregel kleinschalig wonen. Appellante en het zorgkantoor dragen zelf de verantwoordelijkheid voor het invullen op deze formulieren van de gewenste aantallen ‘groepsverblijf licht’ en ‘individueel verblijf’.
2.4 Vast staat dat appellante tegen de tariefbeschikking van 23 februari 2009 waarin de definitieve nacalculatie 2006 is verwerkt geen bezwaar heeft gemaakt.
Appellante heeft evenmin tegen de tariefbeschikking van 9 november 2009 waarin de definitieve nacalculatie 2007 is verwerkt bezwaar gemaakt. De directeur van appellante heeft op 18 november 2009 weliswaar een e-mail gestuurd naar verweerster, maar deze e-mail moet gelet op de bewoordingen en de bedoeling daarvan zoals ter zitting nader toegelicht door de directeur van appellante, niet worden beschouwd als bezwaarschrift, maar als een (eerste) schriftelijke stuk waarin, in zijn algemeenheid en los van concrete tariefbeschikkingen, het aantal plaatsen ‘individueel verblijf’ en ‘groepsverblijf licht’ voor de berekening van de normatieve kapitaallasten aan de orde wordt gesteld. Voor verweerster bestond dan ook geen verplichting appellante op grond van artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht een herstelmogelijkheid te bieden. Aangezien tegen de tariefbeschikkingen van 23 februari 2009 en 9 november 2009 geen bezwaar is gemaakt, zijn deze in rechte onaantastbaar geworden. Bij besluit van 19 april 2010 heeft verweerster geweigerd van deze tariefbeschikkingen terug te komen naar aanleiding van het daartoe strekkende verzoek van appellante van 12 maart 2010.