ECLI:NL:CBB:2012:BZ2648

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 december 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/159
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de Nederlandse Zorgautoriteit om terug te komen van tariefbeschikkingen die in rechte onaantastbaar zijn geworden

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 december 2012 uitspraak gedaan over de weigering van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om terug te komen van eerder genomen tariefbeschikkingen. Appellante, Stichting Maatschappelijke Opvang Verdihuis, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de NZa van 17 januari 2011, waarin het bezwaar tegen een eerdere tariefbeschikking van 19 april 2010 deels gegrond en deels ongegrond werd verklaard. De NZa had in het bestreden besluit de aanvaardbare kosten voor 2008 aangepast, maar weigerde terug te komen van de tariefbeschikkingen voor 2006 en 2007, omdat deze in rechte onaantastbaar waren geworden. Appellante stelde dat de NZa verantwoordelijk was voor het onjuist invullen van aanvragen voor tariefbeschikkingen, omdat zij was afgegaan op de expertise van het zorgkantoor. Het College oordeelde dat appellante eerder had kunnen ontdekken dat het aantal plaatsen voor 'individueel verblijf' en 'groepsverblijf licht' onjuist was ingevuld en dat zij tijdig bezwaar had moeten maken tegen de tariefbeschikkingen. Het College concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een uitzondering op de formele rechtskracht van de tariefbeschikkingen rechtvaardigden. De weigering van de NZa om terug te komen van de tariefbeschikkingen werd dan ook gerespecteerd en het beroep van appellante werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Vijfde enkelvoudige kamer
AWB 11/159 10 december 2012
13950 Wet marktordening gezondheidszorg
Uitspraak in de zaak van:
Stichting Maatschappelijke Opvang Verdihuis, te Oss, appellante,
gemachtigde: mr. J.B.M. Vaessen, advocaat te Cuijk,
tegen
de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster,
gemachtigde: mr. H.M. den Herder, advocaat te Den Haag.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 17 januari 2011 heeft verweerster het bezwaar van appellante tegen het besluit van 19 april 2010 deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Tegen het besluit van 17 januari 2011 heeft appellante bij brief, bij het College binnengekomen op 25 februari 2011, beroep ingesteld.
Appellante heeft de gronden van haar beroep aangevuld bij brief van 4 april 2011.
Bij brief van 1 juli 2011 heeft verweerster een verweerschrift ingediend en de op zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 7 november 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader hebben toegelicht. Verder zijn A, directeur van appellante, B en C, werkzaam bij verweerster, ter zitting verschenen.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Bij brief van 12 maart 2010 heeft appellante verweerster verzocht om bijstelling van het aantal plaatsen ‘individueel verblijf’ en ‘groepsverblijf licht’ voor de berekening van de normatieve kapitaallasten die in de aanvaardbare kosten 2006 tot en met 2008 zijn opgenomen. Bij besluit van 19 april 2010 heeft verweerster dit verzoek afgewezen. Dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft verweerster het bestreden besluit genomen. Bij dat besluit heeft verweerster het bezwaar met betrekking tot 2008 gegrond verklaard, over dat jaar een extra bedrag voor deze post in de nacalculatie opgenomen, en het bezwaar met betrekking tot 2006 en 2007 ongegrond verklaard.
2.2 Appellante stelt zich op het standpunt dat verweerster in het bestreden besluit ten onrechte niet is tegemoetkomen aan haar bezwaar met betrekking tot de berekening van de aanvaardbare kosten 2006 en 2007. Appellante voert aan dat zij is afgegaan op de expertise van het zorgkantoor bij het indienen van aanvragen om tariefbeschikkingen voor deze jaren. Aangezien het zorgkantoor volgens haar fungeert als hulppersoon van verweerster, kan verweerster verantwoordelijk worden gehouden voor het onjuist invullen van de aanvragen. Verweerster beroept zich volgens appellante verder ten onrechte op de formele rechtskracht van de hiervoor bedoelde tariefbeschikkingen. Appellante merkt in dit verband op dat verweerster de onrechtmatigheid van de tariefbeschikkingen met zoveel woorden heeft erkend door bij het bestreden besluit terug te komen van de tariefbeschikking voor 2008. Bovendien was de tariefbeschikking voor 2007 nog niet in rechte onaantastbaar toen appellante verweerster op 18 november 2009 een e-mail stuurde over de bijstelling van het aantal plaatsen ‘individueel verblijf’ en ‘groepsverblijf licht’. Voor zover verweerster in het bestreden besluit heeft overwogen dat de elektronische weg voor het maken van bezwaar niet was opengesteld, voert appellante aan dat verweerster haar ten minste had moeten informeren dat uitsluitend schriftelijk bezwaar kon worden gemaakt.
2.3 Verweerster heeft bij het bestreden besluit de aanvaardbare kosten voor 2008 aangepast. Zij heeft in dit verband opgemerkt dat het op haar weg had gelegen de e-mail die appellante op 18 november 2009 had gestuurd te betrekken bij de afhandeling van de aanvraag tot definitieve nacalculatie 2008 waarop op dat moment nog niet was beslist. Bij het bestreden besluit is dat alsnog gedaan. Er is volgens verweerster geen aanleiding terug te komen van de tariefbeschikkingen van 23 februari 2009 en 9 november 2009 waarin de definitieve nacalculatie 2006 respectievelijk 2007 is verwerkt. Tegen deze tariefbeschikkingen heeft appellante geen bezwaar gemaakt waardoor deze in rechte onaantastbaar zijn geworden. De tariefbeschikkingen zijn vastgesteld overeenkomstig de door appellante en het zorgkantoor tweezijdig ingediende nacalculatieformulieren. Verweerster had geen kanttekeningen hoeven te plaatsen bij de juistheid van de nacalculatieformulieren, aangezien deze pasten binnen de Beleidsregel kleinschalig wonen. Appellante en het zorgkantoor dragen zelf de verantwoordelijkheid voor het invullen op deze formulieren van de gewenste aantallen ‘groepsverblijf licht’ en ‘individueel verblijf’.
2.4 Vast staat dat appellante tegen de tariefbeschikking van 23 februari 2009 waarin de definitieve nacalculatie 2006 is verwerkt geen bezwaar heeft gemaakt.
Appellante heeft evenmin tegen de tariefbeschikking van 9 november 2009 waarin de definitieve nacalculatie 2007 is verwerkt bezwaar gemaakt. De directeur van appellante heeft op 18 november 2009 weliswaar een e-mail gestuurd naar verweerster, maar deze e-mail moet gelet op de bewoordingen en de bedoeling daarvan zoals ter zitting nader toegelicht door de directeur van appellante, niet worden beschouwd als bezwaarschrift, maar als een (eerste) schriftelijke stuk waarin, in zijn algemeenheid en los van concrete tariefbeschikkingen, het aantal plaatsen ‘individueel verblijf’ en ‘groepsverblijf licht’ voor de berekening van de normatieve kapitaallasten aan de orde wordt gesteld. Voor verweerster bestond dan ook geen verplichting appellante op grond van artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht een herstelmogelijkheid te bieden. Aangezien tegen de tariefbeschikkingen van 23 februari 2009 en 9 november 2009 geen bezwaar is gemaakt, zijn deze in rechte onaantastbaar geworden. Bij besluit van 19 april 2010 heeft verweerster geweigerd van deze tariefbeschikkingen terug te komen naar aanleiding van het daartoe strekkende verzoek van appellante van 12 maart 2010.
Zoals het College eerder – zie onder andere de uitspraken van 14 maart 2012, AWB 10/1360, LJN: BV9534 en 8 januari 2009, AWB 08/742, LJN: BH0992 – heeft overwogen, staat naar Nederlands bestuursrecht geen rechtsregel eraan in de weg dat een bestuursorgaan terugkomt van een door hem genomen besluit, dat naar nationaal recht definitief is geworden, zelfs niet indien geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden (nova). Indien het bestuursorgaan weigert van een definitief geworden besluit terug te komen, dient naar nationaal recht de bestuursrechter het oorspronkelijke besluit tot uitgangspunt te nemen en zich in beginsel te beperken tot de vraag of sprake is van nova en zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden van het oorspronkelijke besluit terug te komen. Daarbij ligt het op de weg van de indiener van het verzoek om nova naar voren te brengen.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting heeft appellante in oktober 2009, bij een declaratie ten behoeve van een project voor zwerfjongeren, ontdekt dat van een onjuist aantal plaatsen ‘individueel verblijf’ en ‘groepsverblijf licht’ is uitgegaan bij de berekening van de normatieve kapitaallasten. In bezwaar en beroep heeft appellante een aantal argumenten genoemd waarom volgens haar verweerster verantwoordelijk kan worden gehouden voor het invullen van het aantal plaatsen ‘individueel verblijf’ en ‘groepsverblijf licht’ en verweerster zich niet op de formele rechtskracht van de tariefbeschikkingen van 23 februari 2009 en 9 november 2009 kan beroepen. Het College is van oordeel dat hierin geen nova zijn gelegen die een uitzondering rechtvaardigen op voormeld kader bij de rechtelijke toetsing. Appellante had eerder kunnen ontdekken dat het aantal plaatsen ‘individueel verblijf’ en ‘groepsverblijf licht’ op de haar en het zorgkantoor ingediende budgetformulieren onjuist was ingevuld en dan tijdig een rechtsmiddel tegen de tariefbeschikkingen van 23 februari 2009 en 9 november 2009 kunnen indienen. Het College neemt hierbij in aanmerking dat in § 3.1 van de Beleidsregel kleinschalig wonen de categorieën ‘individueel verblijf’ en ‘groepsverblijf licht’ worden onderscheiden met bijbehorende bedragen voor aanvaardbare kosten en daarbij duidelijk is omschreven wanneer sprake is van individueel verblijf.
Het College volgt appellante voorts niet in haar betoog dat een uitzondering op de formele rechtskracht van voornoemde tariefbeschikkingen moet worden gemaakt, omdat verweerster de onrechtmatigheid daarvan zou hebben erkend door in het bestreden besluit voor het jaar 2008 alsnog een correctie op deze post aan te brengen. Ten tijde van het bestreden besluit was de nacalculatie voor dat jaar immers nog niet afgerond, zodat verweerster voor dat jaar met de gewijzigde opgaaf rekening kon houden. Een erkenning van de onrechtmatigheid van de tariefbeschikkingen over 2006 en 2007 kan daarin niet worden gelezen. Verweerster heeft er in dit verband terecht op gewezen dat zij bij de vaststelling van de nacalculaties over 2006 en 2007 geen enkele reden had om te twijfelen aan de juistheid van de door appellante en het zorgkantoor opgegeven gegevens.
2.5 Gezien het voorgaande dient het College verweersters weigering om terug te komen van de tariefbeschikkingen van 23 februari 2009 en 9 november 2009 te respecteren. Het beroep van appellante dient ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E. Dijt, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 10 december 2012.
w.g. E. Dijt w.g. B.S. Jansen