ECLI:NL:CBB:2012:BZ2027

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 december 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/503
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken inzake GLB-inkomenssteun en GVE-norm

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. L.J.M. Rog, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken. Dit besluit, genomen op 17 april 2012, verklaarde de bezwaren van appellant tegen een eerder besluit van 30 december 2011 ongegrond. Het betreft de vaststelling van de bedrijfstoeslag 2011 in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Appellant betwistte dat de percelen met gewascode 2302 in aanmerking waren genomen voor de bedrijfstoeslag, omdat deze niet voldeden aan de vereiste GVE-norm van gemiddeld 0,15 grootvee-eenheden per hectare gedurende het hele jaar. Appellant stelde dat hij gerechtvaardigd vertrouwen had ontleend aan de goedkeuring van dezelfde percelen in 2010, maar het College oordeelde dat dit vertrouwen niet gerechtvaardigd was, aangezien appellant in 2010 wel voldeed aan de GVE-norm, terwijl dit in 2011 niet het geval was. Het College concludeerde dat het besluit op bezwaar voldoende gemotiveerd was en dat de percelen terecht niet in aanmerking waren genomen voor de bedrijfstoeslag. Het beroep werd ongegrond verklaard, zonder veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 12/503 7 december 2012
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
gemachtigde: mr. L.J.M. Rog, werkzaam bij Accon avm Juridisch Advies B.V.,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder,
gemachtigde: mr. R. Weltevreden, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. Het procesverloop
Met het besluit van 17 april 2012 heeft verweerder de bezwaren van appellant tegen het besluit van 30 december 2011 ongegrond verklaard. Bij dit besluit heeft verweerder in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: Regeling) de aan appellant te betalen bedrijfstoeslag 2011 vastgesteld.
Appellant heeft tegen het besluit van 17 april 2012 bij het College beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebben de stukken en een verweerschrift overgelegd.
Op 30 november 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Het geschil spitst zich toe op de onder gewascode 2302 opgegeven percelen 3 tot en met 11. Verweerder heeft deze percelen niet in aanmerking genomen voor de bedrijfstoeslag 2011 omdat niet is voldaan aan het vereiste dat percelen met deze gewascode gedurende het hele jaar door gemiddeld 0,15 grootvee-eenheden (GVE) per hectare zijn begraasd.
Tussen partijen is niet in geschil dat de percelen in 2011 hieraan niet voldoen omdat de percelen zijn begraasd door te weinig schapen.
Appellant voert aan dat hij aan het feit dat verweerder in 2010 dezelfde percelen zonder kenbare uitvoering van een GVE-toets voor uitbetaling in aanmerking heeft genomen het vertrouwen mocht ontlenen dat verweerder in 2011 deze percelen ook in aanmerking zou nemen.
Appellant gaat er daarbij echter ten onrechte vanuit dat in 2010 toetsing aan de GVE-norm niet heeft plaatsgevonden. Vaststaat dat appellant in 2010 aan de GVE-norm voldeed, in tegenstelling tot in 2011. Reeds hierom kan appellant aan de besluitvorming met betrekking tot 2010 niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat verweerder in 2011 zonder toetsing aan de GVE-norm de percelen zonder meer in aanmerking zou nemen voor uitbetaling.
Appellant voert daarnaast aan dat het besluit op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd omdat de motivering hoofdzakelijk luidt dat een goedkeuring van de percelen in 2010 op zich nog geen reden is om deze percelen in 2011 eveneens goed te keuren. Deze grond kan reeds hierom niet slagen omdat in het besluit op bezwaar met betrekking tot 2011 sluitend is gemotiveerd dat en waarom de percelen niet voldoen aan de GVE-norm.
2.2 Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond verklaard dient te worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. E. van Kerkhoven als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 december 2012.
w.g. R.C. Stam w.g. E. van Kerkhoven