ECLI:NL:CBB:2012:BY2221

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/133
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strijd met gelijkheidsbeginsel in subsidieregeling duurzame warmte voor bestaande woningen

In deze zaak hebben appellanten, vertegenwoordigd door mr. K. de Bruin, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, vertegenwoordigd door mr. I.A.M. van Nieuwkerk. Het beroep betreft de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling energie en innovatie, die door verweerder op 15 december 2011 is genomen. De subsidieaanvraag was ingediend voor drie warmtepompen die op 14 februari 2011 aan de heer C waren geleverd. De aanvraag werd afgewezen omdat deze na de deadline van 17 februari 2011 was ingediend, wat leidde tot een geschil over de geldigheid van deze voorwaarde.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de voorwaarde in de Wijzigingsregeling, die vereiste dat aanvragen uiterlijk op 17 februari 2011 moesten zijn ingediend, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Dit oordeel is gebaseerd op een eerdere uitspraak van het College van 27 september 2012. Het College heeft geoordeeld dat de afwijzing van de subsidieaanvraag van appellanten onterecht was, omdat de aanvraag niet op de juiste wijze was beoordeeld in het licht van de overige voorwaarden van de Subsidieregeling.

De uitspraak van het College is als volgt: het beroep is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd, en verweerder is opgedragen om binnen dertien weken opnieuw op de bezwaren van appellanten te beslissen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellanten, vastgesteld op € 437,--, en moet het betaalde griffierecht van € 152,- worden vergoed. Deze uitspraak is gedaan op 25 oktober 2012 door mr. E. Dijt, in aanwezigheid van griffier mr. F.E. Mulder.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(eerste enkelvoudige kamer)
AWB 12/133 25 oktober 2012
27308 Kaderwet EZ-subsidies
Subsidieregeling duurzame warmte voor bestaande woningen
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellanten,
gemachtigde: mr. K. de Bruin, advocaat te Middelburg.
tegen
de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. I.A.M. van Nieuwkerk, werkzaam bij Agentschap NL.
1. De procedure
Appellanten hebben bij brief van 24 januari 2012, bij het College binnengekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 15 december 2011.
Bij dit besluit heeft verweerder de bezwaren van appellanten tegen het besluit van 27 oktober 2011 waarbij verweerder de subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling energie en innovatie (hierna: Subsidieregeling) heeft afgewezen, ongegrond verklaard.
Bij brief van 21 februari 2012 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Voor een beschrijving van het wettelijk kader verwijst het College naar rubriek 2.1 van de uitspraak van het College van 27 september 2012 (AWB 11/736, www.rechtspraak.nl, LJN BX8763).
2.2 Op grond van de stukken zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Op 14 februari 2011 zijn aan de heer C drie warmtepompen geleverd voor drie afzonderlijke appartementen te B.
- Met drie aanvraagformulieren, ondertekend op 2 februari 2011 en door verweerder ontvangen op 22 augustus 2011, heeft de heer C subsidie op grond van de Subsidieregeling aangevraagd voor drie warmtepompen voor drie afzonderlijke appartementen. De aangevraagde subsidie bedraagt in totaal € 14.175,--.
- De heer C is op 31 mei 2011 overleden.
- Bij brief van 19 augustus 2011 hebben appellanten verweerder geïnformeerd dat zij nog geen subsidie hebben ontvangen.
- Bij besluit van 27 oktober 2011 heeft verweerder de subsidieaanvraag van appellanten afgewezen omdat zij de subsidieaanvraag na 17 februari 2011 hebben ingediend.
- Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 29 november 2011 bezwaar gemaakt.
- Op 7 december 2011 hebben appellanten telefonisch te kennen gegeven dat zij geen gebruik wensten te maken van de mogelijkheid om te worden gehoord.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen waarbij hij het bezwaar tegen het besluit om de subsidieaanvraag van appellanten af te wijzen, ongegrond heeft verklaard.
3. De beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, heeft het College de bevoegdheid om, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek te sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Het College ziet aanleiding om in deze procedure van deze bevoegdheid gebruik te maken en overweegt daartoe als volgt.
3.2 De heer C heeft vóór 17 februari 2011 drie warmtepompen aangeschaft. Verweerder heeft de subsidieaanvraag daarvoor na 17 februari 2011 ontvangen. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat appellanten, in strijd met artikel II van de Wijzigingsregeling, de subsidieaanvraag niet uiterlijk 17 februari 2011 hebben ingediend. Ter beoordeling staat of verweerder de subsidieaanvraag van appellanten terecht heeft afgewezen omdat appellanten deze aanvraag na 17 februari 2011 hebben ingediend. Het College overweegt hieromtrent het volgende.
3.3 Bij eerdergenoemde uitspraak van 27 september 2012 heeft het College geoordeeld dat de bijkomende voorwaarde vervat in artikel II van de Wijzigingsregeling, inhoudende dat de aanvraag uiterlijk 17 februari 2011 moet zijn ingediend, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en onverbindend moet worden geacht.
3.4 Nu de aanvraag van appellanten is afgewezen omdat zij de subsidieaanvraag niet uiterlijk 17 februari 2011 hebben ingediend, is het beroep kennelijk gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Omdat verweerder de aanvraag nog niet inhoudelijk aan de hand van de overige voorwaarden van de Subsidieregeling heeft beoordeeld, zal verweerder worden opgedragen opnieuw op de bezwaren van appellanten te beslissen, dit binnen de hieraan te stellen termijn van dertien weken na deze uitspraak.
3.5 Het College ziet aanleiding verweerder op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten van appellanten. De kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden vastgesteld op € 437,--, op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, tegen een waarde van € 437,- per punt, in een zaak van gemiddeld gewicht.
4. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen dertien weken na deze uitspraak met inachtneming daarvan opnieuw op de bezwaren
te beslissen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellanten ten bedrage van € 437,-- (zegge: vierhonderdzevenendertig
euro);
- bepaalt dat verweerder aan appellanten het betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,- (zegge: honderdtweeënvijftig
euro) vergoedt.
Aldus gewezen door mr. E. Dijt, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Mulder als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2012.
w.g. E. Dijt w.g. F.E. Mulder
Een belanghebbende kan tegen deze uitspraak ingevolge artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag van verzending gemotiveerd verzet doen bij het College door middel van een ondertekend verzetschrift.