ECLI:NL:CBB:2012:BY0545

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/380
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toeslagrechten aanvraag afgewezen door de Staatssecretaris van Economische Zaken

In deze zaak hebben appellanten A en B, gevestigd te C, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De zaak betreft de afwijzing van hun aanvraag tot vaststelling van toeslagrechten, die op 16 september 2009 was ingediend. De Staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen bij besluit van 5 juli 2010. Appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard bij besluit van 1 april 2011. Vervolgens hebben appellanten beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 mei 2011, waarbij zij hun gronden op 11 juli 2011 hebben aangevuld.

Tijdens de zitting op 27 juni 2012, die later werd geschorst en voortgezet op 3 juli 2012, is de zaak behandeld. Appellanten stelden dat zij op 16 september 2009 geen aanvraag tot vaststelling van toeslagrechten hebben ingediend, omdat zij reeds op 4 mei 2006 een aanvraag hadden gedaan. Het College heeft deze stelling onderschreven en geconcludeerd dat de Staatssecretaris ten onrechte de eerdere bezwaarprocedure heeft opgevat als een nieuwe aanvraag. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond is.

Het College heeft het bestreden besluit vernietigd en het besluit van 5 juli 2010 herroepen. Tevens is bepaald dat de Staatssecretaris het door appellanten betaalde griffierecht van € 152 vergoedt. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. J. van Santvoort als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 juli 2012.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(zesde enkelvoudige kamer)
AWB 11/380 10 juli 2012
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A en B, te C, appellanten,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. M. Prijs, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2010 heeft verweerder de aanvraag vaststelling toeslagrechten van appellanten van 16 september 2009 afgewezen. Bij besluit van 1 april 2011 heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen het besluit van 1 april 2011 hebben appellanten bij brief van 12 mei 2011, bij het College ingekomen op 13 mei 2011, beroep ingesteld. Bij brief van 11 juli 2011 hebben appellanten de gronden van hun beroep aangevuld.
Bij brief van 10 augustus 2011 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Op 27 juni 2012 is het onderzoek ter zitting aangevangen. Op verzoek van appellanten is het onderzoek geschorst en voortgezet op 3 juli 2012 Namens appellanten is A verschenen. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Verweerders besluit berust op het volgende. Op 16 september 2009 hebben appellanten in het kader van een andere bezwaarprocedure een aanvraag tot vaststelling van toeslagrechten ingediend. Deze is te laat ingediend en moet daarom worden afgewezen.
2.3 In beroep voeren appellanten aan dat zij op 16 september 2009 geen aanvraag hebben ingediend. Dit was ook niet nodig omdat appellanten reeds op 4 mei 2006 toeslagrechten hadden aangevraagd.
2.4 Met appellanten is het College van oordeel dat appellanten geen aanvraag tot vaststelling van hun toeslagrechten hebben ingediend op 16 september 2009. Verweerders hebben hetgeen appellanten in het kader van een andere bezwaarprocedure naar voren hebben gebracht ten onrechte opgevat als een nieuwe aanvraag tot vaststelling van toeslagrechten. Verweerder heeft deze veronderstelde aanvraag dan ook ten onrechte afgewezen.
2.5 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is en dat het bestreden dient te worden vernietigd. Gelet op het voorgaande beschikt het College over voldoende gegevens om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien en het besluit van 5 juli 2010 te herroepen.
2.6 Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 5 juli 2010;
- bepaalt dat verweerder het door appellant betaalde griffierecht ten bedrage van € 152, (zegge: honderdtweeënvijftig
euro) vergoedt.
Aldus gewezen door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. J. van Santvoort als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2012.
w.g. R.C. Stam w.g. J. van Santvoort