ECLI:NL:CBB:2012:BX8344

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/833
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Winkeltijdenwet op de aanvraag voor ontheffing van zondagopenstelling door een supermarkt

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 september 2012 uitspraak gedaan in het geschil tussen Janssens Supermarkt Vianen B.V. en de burgemeester en wethouders van Vianen. De appellante, Janssens Supermarkt, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een ontheffing op grond van de Winkeltijdenwet, die haar zou toestaan om op zondag van 16.00 uur tot 19.00 uur geopend te zijn. De burgemeester en wethouders hadden op 8 augustus 2012 besloten om de ontheffing te weigeren, wat leidde tot het indienen van beroep door de supermarkt op 16 augustus 2012.

Het College heeft de zaak versneld behandeld en op 29 augustus 2012 vond de zitting plaats. De appellante stelde dat de gemeenteraad een overgangsregeling had moeten treffen in de nieuwe Winkeltijdenverordening, die op 1 mei 2012 in werking was getreden. Deze nieuwe verordening maakte het niet langer mogelijk om ontheffingen voor zondagopenstelling te verlenen. De appellante voerde aan dat haar aanvraag op basis van de oude verordening beoordeeld had moeten worden, omdat zij al eerder een ontheffing had gekregen.

Het College oordeelde dat de burgemeester en wethouders terecht de nieuwe verordening hadden toegepast, omdat deze geen mogelijkheid bood voor het verlenen van de gevraagde ontheffing. De appellante was op de hoogte van het voornemen om de zondagopenstelling te schrappen en had geen recht op een overgangsregeling. Het College verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanvragers om op de hoogte te zijn van wijzigingen in de wet- en regelgeving en de gevolgen daarvan voor hun aanvragen.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 12/833 5 september 2012
12500 Winkeltijdenwet
Uitspraak in de zaak van:
Janssens Supermarkt Vianen B.V., te Vianen, appellante,
gemachtigde: mr. A.L.A. Tortike, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Tortike te Doorn,
tegen
burgemeester en wethouders van Vianen, verweerders,
gemachtigden: J.-M. Lodeweges, werkzaam bij verweerders en mr. K. Dankers, advocaat te Utrecht.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 8 augustus 2012 hebben verweerders beslist op het bezwaar van appellante tegen de weigering haar ontheffing te verlenen op grond van de Winkeltijdenwet ten behoeve van de openstelling van haar supermarkt op zondagen van 16.00 uur tot 19.00 uur.
Tegen dit besluit heeft appellante bij ongedateerde brief, bij het College binnengekomen op 16 augustus 2012, beroep ingesteld.
Het College heeft besloten tot versnelde behandeling van de zaak.
Op 29 augustus 2008 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waar partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader hebben toegelicht.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder a, van de Winkeltijdenwet is het verboden op zondagen een winkel geopend te hebben voor het publiek. Artikel 3, vierde lid, van de Winkeltijdenwet biedt de gemeenteraad de mogelijkheid bij verordening aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid te verlenen op een daartoe strekkende aanvraag ontheffing te verlenen van dit verbod. In artikel 6, eerste en tweede lid, van de Verordening Winkeltijdenwet Vianen 1996 was bepaald dat verweerders voor ten hoogste één winkel ontheffing konden verlenen. Op 1 mei 2012 is de Verordening Winkeltijden Vianen 2012 in werking getreden. Hierin is de mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing voor een zondagavondwinkel vervallen.
2.2 Verweerders hebben bij besluit van 24 augustus 2011 aan appellante voor de duur van één jaar een ontheffing verleend om op zondag geopend te zijn. Hierbij hebben verweerders uitdrukkelijk overwogen dat zij bij de besluitvorming op de aanvraag rekening houden met het voornemen tot het schrappen van de zondag(avond)openstelling in de verordening. Op 12 september 2011 heeft appellante een ontheffing aangevraagd voor de periode na 4 september 2012. Bij brief van 28 september 2011 hebben verweerders appellante bericht dat zij deze aanvraag aanhouden in verband met het voornemen om de Winkeltijdenverordening te wijzigen. Bij brief van 13 april 2012 heeft appellante verweerders in gebreke gesteld in verband met het uitblijven van een besluit. Bij besluit van 1 mei 2012 hebben verweerders de aanvraag van appellante afgewezen. Bij het bestreden besluit hebben verweerders het hiertegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
2.3 Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerders haar verlengingsaanvraag hadden dienen te beoordelen op grond van de oude Winkeltijdenverordening. Gelet op de voorgeschiedenis en haar situatie had de gemeenteraad in de nieuwe verordening een overgangsregeling dienen te treffen die dit mogelijk maakte. Verweerders hebben in het bestreden besluit gewezen op een eerdere uitspraak van het College van 10 december 2010 (LJN: BO7209), maar de situatie van appellante verschilt van dat geval. In die zaak was sprake van een winkelier die, anders dan appellante, nog geen ontheffing had. Verder heeft het in het geval van appellante veel langer geduurd voor verweerders op de aanvraag hebben beslist. Gelet op de tijd die het normaal gesproken duurt om een verordening te wijzigen, wijst dit er op dat ten tijde van de aanvraag van appellante het wijzigen van de verordening nog een heel onzekere toekomstige gebeurtenis was. Bovendien heeft het bericht tot aanhouding van de aanvraag appellante nooit bereikt. Voorts is appellante, anders dan in de zaak waar het College zich over heeft uitgesproken, nog de enige gegadigde voor een ontheffing. Weliswaar zijn er andere gegadigden geweest, maar zij zijn niet opgekomen tegen de afwijzing van hun aanvraag, zodat die afwijzingen in rechte vast staan.
2.4 Het College begrijpt het betoog van appellante zo dat artikel 8 van de Verordening Winkeltijden Vianen 2012, waarin het overgangsrecht is neergelegd, onverbindend is, omdat een overgangsregeling ontbreekt op grond waarvan de verlengingsaanvraag van appellante op basis van de oude verordening had moeten worden beoordeeld. Het is vaste rechtspraak van het College dat hij aan de wet slechts verbindende kracht kan ontzeggen, indien de wet strijdig is met een wet van hogere rang, of, met respect voor de beoordelingsvrijheid van de wetgever en dus terughoudend toetsend, de wet in strijd is met algemene rechtsbeginselen. Hiervan is in deze zaak geen sprake. De gemeenteraad heeft een overgangsbepaling opgenomen met respecterende werking voor de enige - aan appellante - verleende ontheffing. Het College ziet geen grond voor het oordeel dat het rechtszekerheidsbeginsel hier een verdergaande bescherming eist, reeds omdat in het besluit van 24 augustus 2011 het voornemen om de zondagavondopenstelling te schrappen al is aangekondigd. Appellante kon dus voor het indienen van de verlengingsaanvraag van dit voornemen op de hoogte zijn. Dat de totstandkoming van de verordening vervolgens enige tijd in beslag heeft genomen, doet hier niet aan af.
2.5 Dit alles betekent dat verweerders gehouden waren om op de verlengingsaanvraag de Verordening Winkeltijden Vianen 2012 toe te passen. Omdat die niet voorziet in de mogelijkheid de verlangde ontheffing te verlenen, hebben verweerders deze terecht geweigerd, ongeacht of verweerders te laat op de aanvraag van appellante beslisten en ongeacht of appellante het bericht van aanhouding heeft ontvangen. Dat appellante, naar zij stelt, nog de enige gegadigde is voor een ontheffing is in dit verband niet van belang.
2.5 De slotsom is dat het beroep niet kan slagen. Voor een vergoeding van proceskosten ziet het College geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. I.C. Hof als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 september 2012.
w.g. R.C. Stam w.g. I.C. Hof