5. De beoordeling van het geschil
5.1 Aan de orde is de vraag of verweerder terecht heeft geoordeeld dat bij de projecten "Hybride straatverlichting" en "Windmolens zonder slagschaduw" geen sprake is van speur- en ontwikkelingswerk en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat A voornemens was om meer dan 420 S&O-uren te besteden aan het project "Nieuwe techniek verwerking duurzame bamboe meubelen".
5.2 Ten aanzien van de projecten "Hybride straatverlichting" en "Windmolens zonder slagschaduw" overweegt het College als volgt. Om te kunnen beoordelen of de werkzaamheden waarvoor een S&O-verklaring wordt aangevraagd onder de werkingssfeer van de Wva vallen, is het voor verweerder noodzakelijk om van de aanvrager voldoende gegevens te verkrijgen met betrekking tot deze werkzaamheden. Zoals het College al eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het College van 21 december 2004, AWB 03/1197, LJN AS2016) is bij de beoordeling van een aanvraag allereerst van belang of uit hetgeen in de aanvraag beschreven is, kan worden afgeleid welke speur- en ontwikkelingswerkzaamheden de aanvrager voornemens is te gaan verrichten. Daarnaast kan in voorkomende gevallen acht worden geslagen op informatie die in de beoordelingsfase door verweerder bij appellante is verkregen.
In dit geval heeft verweerder herhaaldelijk aanvullende informatie ingewonnen over de aard van de werkzaamheden van appellante, onder meer op 5 juni 2009 en 18 september 2009. Daarnaast heeft appellante in de bezwaarfase nadere gegevens over haar aanvraag kunnen verstrekken. Het College is van oordeel dat appellante door verweerder voldoende in de gelegenheid is gesteld om aan te tonen dat in deze projecten speur- en ontwikkelingswerk wordt verricht. Het College stelt vast dat appellante ook in beroep geen gegevens heeft overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat bij deze projecten sprake is van speur- en ontwikkelingswerk. Naar het oordeel van het College heeft verweerder terecht geoordeeld dat bij de projecten "Windmolens zonder slagschaduw" en "Hybride straatverlichting" geen sprake is van speur- en ontwikkelingswerk.
5.3 Ten aanzien van het project "Nieuwe techniek verwerking duurzame bamboe meubelen" overweegt het College het volgende. Het College stelt voorop dat op grond van artikel 27, eerste lid, Wva, verweerder een S&O-verklaring afgeeft op basis van het voorgenomen aantal S&O-uren en niet op basis van het gerealiseerde aantal S&O-uren. Een S&O-verklaring wordt pas afgegeven als een S&O-belastingplichtige voornemens is ten minste 500 uren van zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd te besteden aan speur- en ontwikkelingswerk. De daadwerkelijke urenbesteding van appellante (achteraf) is derhalve niet relevant voor de beslissing op de aanvraag en derhalve evenmin voor de beoordeling van het voorliggende beroep.
Appellante heeft op 6 juli 2009 aangegeven dat A voornemens was om 50 S&O-uren aan het project "Nieuwe techniek verwerking duurzame bamboe meubelen" te besteden. Op 29 oktober 2009 heeft appellante in een telefoongesprek met verweerder, waarbij, waarbij zij op voorhand in kennis werd gesteld van de voorgenomen beslissing op de aanvraag, aangegeven dat de uren voor het bamboeproject per ongeluk zijn verwisseld met de uren voor het project "Hybride straatverlichting" en gesteld dat A voornemens was om 600 uur aan het bamboeproject te besteden.
Het College overweegt dat appellante in bezwaar, noch in beroep informatie heeft overgelegd ter onderbouwing van haar stelling. Dit klemt te meer nu in een e-mail van 5 juli 2009 van B aan de gemachtigde van appellante is vermeld dat A 420 S&O-uren aan het bamboeproject zou besteden. Tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft de gemachtigde van appellante verklaard dat hij appellante heeft geadviseerd tenminste 500 S&O-uren voor A voor dit project aan te vragen, vanwege de drempel van 500 uur in artikel 27, eerste lid, Wva. Een nadere onderbouwing van de gestelde ophoging van het aantal te besteden uren van 420 naar 600 ontbreekt.
Het College is gelet op het voorgaande van oordeel dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat A voornemens was om in 2009 meer dan 420 uur S&O-uren aan het project "Nieuwe techniek verwerking duurzame bamboe meubelen" te besteden. Reeds hierom kan ook het betoog van appellante dat zij, ten einde de vergissing te compenseren, een aanvullende S&O-verklaring zou hebben kunnen aanvragen indien verweerder tijdig op de aanvraag zou hebben beslist, niet slagen.
5.4 Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.