2.2. Verweerder heeft het volgende gesteld.
Op grond van de regelgeving moet de afvoer van een rund binnen drie dagen na de dag van afvoer door de houder van het dier aan het I&R-systeem van verweerder gemeld worden. Daartoe zijn drie mogelijkheden: per telefoon (via een Voice Response Systeem ofwel VRS), via een management programma of rechtstreeks via de computer. Daarnaast kan een veehouder via ‘mijn dossier’ op de LNV-site zijn geregistreerde bedrijfs- en diergegevens raadplegen, waaronder zijn stallijst en diermutaties.
In het I&R-systeem is op 30 maart 2010 de melding ontvangen van aanvoer van een dier met ID-code NL328063136. Onder het uniek bedrijfsnummer (UBN) van appellant was geen afvoermelding van dit dier gedaan en daarom is op 5 april 2010 een ‘Overzicht maatregelen’ met mogelijkheid tot herstel gestuurd. Op 27 april 2010 was nog geen reactie ontvangen. Op grond van artikel 22, derde lid, van de Regeling dient verweerder in een dergelijk geval ambtshalve tot registratie over te gaan. Hiervoor wordt conform artikel 43e, tweede lid, sub b van de Regeling een tarief van € 16,79 in rekening gebracht. Appellant is bij besluit van dezelfde datum van het ambtshalve herstel van de registratie op de hoogte gebracht.
De gegevens die appellant op 27 maart 2010 per computer heeft verstuurd, zijn voedselketeninformatie (VKI) gegevens die niet in het I&R-systeem, maar in het VKI-bestand geregistreerd worden. Appellant heeft gesteld op 30 maart 2010 een melding per telefoon aan het VRS-systeem van de Gezondheidsdienst voor dieren (GD) te hebben gedaan. Het eventueel niet of niet tijdig uitwisselen van de gegevens door het GD-systeem aan het I&R-systeem kan verweerder echter niet worden verweten. Overigens is niet gebleken van storingen in het I&R-systeem omstreeks het tijdstip van de gestelde melding.
2.3. Appellant voert aan dat hij heeft voldaan aan de meldplicht. Op 27 maart 2010 heeft hij de slachtgegevens per computer aan verweerder verzonden en op 30 maart 2010 heeft hij telefonisch een gecombineerde melding – destijds een nieuwe keuzemogelijkheid waarbij het doorgeven van voedselketeninformatie en een I&R- melding tegelijk kan worden gedaan – gedaan. Volgens appellant is die melding door een fout in verweerders systeem niet verwerkt. De handelaar heeft aan appellant bevestigd dat de afmelding goed was gedaan.
Tenslotte stelt appellant dat het onredelijk is dat een boete is opgelegd voor het niet voldoen aan de meldplicht.
2.4. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht ambtshalve de registratie van de afvoer van het rund in het I&R-systeem heeft uitgevoerd. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
2.5. Niet bestreden is dat appellant de houder is van het rund met ID-code NL328063136 dat op 30 maart 2010 is aangevoerd op een slachterij in Tilburg. Eveneens staat vast dat appellant op 5 april 2010 een ‘Overzicht maatregelen’ heeft ontvangen waarin is opgenomen de constatering dat een afvoermelding van het betreffende rund in het I&R-systeem ontbreekt en het verzoek dit gebrek te herstellen. De wijze waarop dat diende te gebeuren is uiteengezet in een bij het overzicht gevoegde toelichting. Vervolgens heeft appellant het registratiegebrek niet hersteld en is verweerder overgegaan tot het uitvoeren van het herstel.
2.6. Uit artikel 20 Regeling volgt dat appellant verantwoordelijk is voor de melding van de afvoer van het betreffende rund. Appellant heeft niet aangetoond dat hij die melding heeft verricht. Gebleken is dat de melding per computer op 27 maart 2010 niet de I&R-registratie van de afvoer van het rund betrof, maar de slachtgegevens die in het VKI-bestand worden geregistreerd en dat de melding per telefoon op 30 maart 2010 niet is gedaan aan het VRS van het I&R-systeem, maar van het GD-systeem. Van storingen in (de communicatie met) het I&R-systeem omstreeks het tijdstip van de gestelde melding is niet gebleken. Appellant heeft vervolgens de mogelijkheid tot herstel van het registratiegebrek door de afvoermelding te doen naar aanleiding van het ‘Overzicht maatregelen’ van 5 april 2010 onbenut gelaten. Hieruit volgt dat verweerder, gezien het belang van een juiste registratie en een adequaat functionerend I&R-systeem, gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid tot ambtshalve herstel van het registratiegebrek op grond van artikel 22, derde lid, Regeling.
De stelling van appellant in verband met een aan hem opgelegde boete behoeft geen beoordeling, aangezien vast is komen te staan dat de boete geen betrekking heeft op het onderwerp van dit geschil.
2.7. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.