ECLI:NL:CBB:2012:BV8500

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
6 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/149
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestuursdwang op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 februari 2012 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, A, te B, tegen de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 26 januari 2012, waarbij hem een last onder bestuursdwang was opgelegd wegens overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en het Besluit welzijn productiedieren. Verweerder had verzoeker gelast om voor 1 februari 2012 bepaalde maatregelen te treffen, maar verzoeker stelde dat hij aan deze maatregelen voldeed en dat de situatie op zijn bedrijf niet zo ernstig was als door verweerder werd gesteld.

De voorzieningenrechter heeft de procedure behandeld op 3 februari 2012, waarbij zowel verzoeker als verweerder vertegenwoordigd waren. Verweerder had verklaard niet tot bestuursdwang over te gaan voordat er uitspraak was gedaan op het verzoek. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de informatie waarop verweerder zijn besluit baseerde, niet voldoende was onderbouwd. Er was geen recent onderzoek gedaan naar de actuele situatie op het bedrijf van verzoeker, en de telefonische mededeling van de toezichthouder was niet met stukken onderbouwd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat de gezondheid en het welzijn van de dieren in gevaar was, en dat er geen dringende noodzaak was voor bestuursdwang. Het verzoek van verzoeker werd toegewezen, en het besluit van verweerder werd geschorst tot zes weken na de beslissing op het bezwaar van verzoeker. Tevens werd bepaald dat verweerder het griffierecht van verzoeker diende te vergoeden.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 12/149 6 februari 2012
11201 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Bestuursdwang
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:
A, te B, verzoeker,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. J.A. Diephuis, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Bij besluit van 26 januari 2012 heeft verweerder verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van artikel 36 en artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwd) en artikel 2, artikel 3, derde lid, artikel 4, derde, vierde en vijfde lid, artikel 5, tweede en vierde lid en artikel 6, eerste lid van het Besluit welzijn productiedieren. Daarbij heeft verweerder verzoeker gelast de in het besluit vermelde maatregelen, vier in totaal, voor 1 februari 2012 uit te voeren.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 31 januari 2012 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 31 januari 2012 heeft verzoeker zich tot de voorzieningenrechter van het College gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft verklaard niet tot toepassing van bestuursdwang te zullen overgaan voordat uitspraak op het verzoek is gedaan.
Bij faxberichten van 1 en 2 februari 2012 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. Op 2 februari 2012 heeft verzoeker per fax een aantal foto’s ingezonden.
Het verzoek is behandeld ter zitting op 3 februari 2012. Verzoeker is in persoon verschenen, vergezeld door C. Verweerder is verschenen bij genoemde gemachtigde, vergezeld door D, toezichthoudend dierenarts bij de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: nVWA) en E, werkzaam bij de Algemene inspectiedienst van de nVWA.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende:
"Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
(…)
Artikel 5:24
1. De last onder bestuursdwang omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2. De last onder bestuursdwang vermeldt de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.
3. De last onder bestuursdwang wordt bekend gemaakt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft en aan de aanvrager.
Artikel 5:25
1. De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
(…)
Artikel 5:29
1. Voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt, kan het bestuursorgaan zaken meevoeren en opslaan.
2. Het bestuursorgaan doet van het meevoeren en opslaan proces-verbaal opmaken. Een afschrift van het proces-verbaal wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had.
3. Het bestuursorgaan draagt zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende.
4. Het bestuursorgaan kan de teruggave opschorten totdat de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten zijn voldaan."
De Gwd bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende:
"Artikel 36
1. Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen.
(…)
3. Een ieder is verplicht hulpbehoevende dieren de nodige zorg te verlenen.
Artikel 37
Het is de houder van een dier verboden aan een dier de nodige verzorging te onthouden.
Artikel 38
Bij algemene maatregel van bestuur worden voor bij die maatregel aangewezen categorieën van houders van dieren van bij die maatregel aangewezen soorten of categorieën van dieren regelen gesteld omtrent de verzorging, voedering, drenking, behandeling en het africhten van dieren.
(…)
Artikel 106
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen."
Het Besluit welzijn productiedieren bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende:
"Artikel 2
1. (…) Het houden van andere dieren geschiedt overeenkomstig artikel 3
2. (…) Het verzorgen van andere dieren geschiedt overeenkomstig artikel 4.
3. (…) Het huisvesten van andere dieren geschiedt overeenkomstig artikel 5.
Artikel 3
(…)
3. Een dier wordt, indien het niet in een gebouw wordt gehouden, beschermd tegen slechte weersomstandigheden, roofdieren en gezondheidsrisico’s.
Artikel 4
(…)
3. Een dier dat ziek of gewond lijkt, wordt onmiddellijk op passende wijze verzorgd. Wanneer die zorg geen verbetering in de toestand van het dier brengt, wordt zo spoedig mogelijk een dierenarts geraadpleegd.
4. Een dier krijgt een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voeder zodat het in goede gezondheid blijft en aan zijn voedingsbehoeften wordt voldaan.
5. Het toegediende voeder en drinken alsmede de wijze van toediening brengen het dier geen onnodig lijden of letsel toe.
(…)
Artikel 5
(…)
2. Een ziek of gewond dier wordt zo nodig afgezonderd in een passend onderkomen. Het onderkomen bestaat zo nodig uit droog strooisel.
(…)
4. Behuizing en inrichtingen voor de beschutting van een dier zijn zodanig geconstrueerd en verkeren in een zodanige staat van onderhoud dat er geen scherpe randen of uitsteeksels zijn die het dier kunnen verwonden.
(…)
Artikel 6
1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Diergeneesmiddelenwet wordt door de eigenaar of houder van een dier een register bijgehouden van de verstrekte medische zorg en het bij iedere controle geconstateerde aantal sterfgevallen. Dit register wordt drie jaar bewaard."
2.2 In het besluit wordt verzoeker gelast voor 1 februari 2012 de volgende maatregelen te treffen:
"1. U dient zorg te dragen dat de dieren te allen tijde over een schone en droge ligplek kunnen beschikken. Hiertoe dient u onder andere de ligplaatsen waar dieren verblijven dagelijks schoon en droog te maken.
2. U dient mannelijke en vrouwelijke runderen zodanig te huisvesten dat de mogelijke schadelijke gevolgen van rivaliteit tussen de dieren tot een minimum worden beperkt. Dit kunt u doen door bijvoorbeeld de mannelijke en vrouwelijke runderen afzonderlijk te huisvesten. Deze situatie dient u ook in de toekomst te handhaven.
3. U dient zorg te dragen dat de dieren die gebruikmaken van bijvoorbeeld een schuilstal te allen tijde over een schone en droge huisvesting kunnen beschikken. Deze huisvesting moet zodanig zijn geconstrueerd dat er voldoende schuilgelegenheden zijn waar alle buiten gehouden dieren zonodig bescherming kunnen vinden tegen slechte weersomstandigheden. Deze situatie dient u ook in de toekomst te handhaven.
4. U dient er zorg voor te dragen dat in alle afdelingen op uw bedrijf het aantal dieren in overeenstemming is met het aantal beschikbare ligplaatsen. De bezetting in de ligboxenstal mag maximaal 100% zijn. Dit houdt in dat u in de beschikbare afdelingen maximaal 20 runderen mag huisvesten. Deze situatie dient u ook in de toekomst te handhaven."
Verweerder verwijst in het besluit naar een telefonische mededeling van een toezichthouder van de nVWA van 25 januari 2012, waaruit blijkt dat in opdracht van de gemeente B één van de stallen van verzoeker buiten gebruik is gesteld en de toegang tot deze stal is afgesloten. Verder heeft de gemeente B volgens deze mededeling twee van de schuilstallen van verzoeker buiten gebruik gesteld. Deze schuilstallen zullen worden gesloopt. Volgens verweerder heeft dit tot gevolg dat de beschikbare ruimte voor het huisvesten van verzoekers dieren ernstig wordt beperkt. Naar aanleiding van deze melding en de sinds 2008 op verzoekers bedrijf uitgevoerde controles en de daarbij geconstateerde overtredingen heeft verweerder besloten tot de bestreden last onder bestuursdwang. Ter zitting is namens verweerder verklaard dat het onwaarschijnlijk is dat verzoeker de geëiste maatregelen volledig zal uitvoeren en dat het voornemen bestaat bestuursdwang toe te passen door een aantal dieren - met name de dieren waarvan de gezondheidstoestand te wensen overlaat - in beslag te nemen en elders onder te brengen, op kosten van verzoeker.
2.3 Verzoeker heeft het standpunt van verweerder weersproken. Verzoeker stelt dat de schuilstallen in het weiland achter de boerderij, na het laatste controlebezoek van verweerder op 20 oktober 2011, zijn aangepast. Het dak van de schuren is hersteld. Er is verder geen sprake van buiten gebruikstelling en sloop van deze schuren. Ook zal de stal aan de boerderij niet worden gesloopt. Deze stal is nu weliswaar van gemeenteweg verzegeld, maar deze zal, zoals met de gemeente in afgesproken, vanwege plaatsing op de monumentenlijst, worden hersteld. Aan de overige maatregelen van de last wordt volgens verzoeker in essentie voldaan. Een deel van de veestapel is ondergebracht in een zogenoemde grupstal, de overige dieren verblijven in een met houtwallen omzoomd weiland. De dieren die buiten verblijven kunnen in het geaccidenteerde terrein beschutting tegen weer en wind vinden en zonodig bieden de schuilhutten droge en schone ligplaatsen. Het gaat om een al langere tijd bestaande, vredige kudde, waarvan de rangorde vaststaat zodat geen sprake is van rivaliteit. De dieren worden gevoerd met maïs en kuilgras.
2.4 De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
De controlerapporten van 23 januari 2009, 14 december 2010, 14 januari 2011, 18 februari 2011, 8 april 2011 en de diergeneeskundige verklaring van 20 oktober 2011, bieden onvoldoende grondslag voor de huidige last onder bestuursdwang. Gebleken is dat na 20 oktober 2011 op het bedrijf van verzoeker geen controlebezoek meer heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van de in het besluit genoemde telefonische melding is geen nader onderzoek naar de actuele situatie verricht. Nadat het besluit was genomen heeft E op afstand van het bedrijf van verzoeker enige waarnemingen gedaan, maar dit heeft weinig relevante informatie opgeleverd. De telefonische mededeling van
25 januari 2012 dat de gemeente B heeft besloten tot sloop van verzoekers stal en een tweetal schuren (schuilhutten) is niet met stukken onderbouwd en verzoeker heeft deze informatie gemotiveerd weersproken. Bij deze stand van zaken kan niet worden uitgesloten dat verweerder niet over actuele, juiste informatie beschikt. Verzoeker heeft gesteld, onder meer met verwijzing naar foto’s welke op 2 februari 2012 zijn gemaakt, dat de daken van de schuren zijn gerepareerd en een voldoende schuilgelegenheid bieden voor de dieren. Wel is het terrein bij de schuren nat en modderig, maar in de schuren zijn volgens verzoeker voldoende droge ligplaatsen.
Uit de gedingstukken blijkt dat de afgelopen jaren bij herhaling, uit het oogpunt van dierenwelzijn en -gezondheid, kritische kanttekeningen bij verzoekers bedrijfsvoering zijn geplaatst. Daaruit komt ook naar voren dat verzoeker in beginsel bereid is de vanwege verweerder gegeven aanwijzingen en waarschuwingen op te volgen. Ook ter zitting is niet het beeld ontstaan dat verzoeker geen oog heeft voor de gezondheid en het welzijn van zijn dieren, al verschilt zijn bedrijfsvoering nogal van de reguliere rundveehouderij.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat op het bedrijf van verzoeker thans een situatie bestaat waarin de gezondheid en het welzijn van de dieren zozeer in het gedrang is, dat ingrijpen met bestuursdwang geboden is. Het gegeven dat een deel van het vee permanent buiten verblijft, ook onder de huidige winterse omstandigheden, is in dit opzicht niet doorslaggevend. De dierenarts D heeft verklaard dat rundvee, mits in goede conditie, daar tegen bestand is. Niet is gebleken dat (een deel van) de dieren die nu buiten verblijven verzwakt zijn of anderszins niet in staat zijn vorst en sneeuw te trotseren. Op de door verzoeker getoonde foto’s, die naar zijn zeggen zeer recent zijn gemaakt, zijn geen vermagerde of vervuilde dieren te zien.
Het verzoek zal worden toegewezen.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het wijst het verzoek toe, in dier voege dat het besluit van verweerder van 26 januari 2012 wordt geschorste tot zes
weken nadat op het bezwaar van verzoeker is beslist;
- bepaalt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,- (zegge: honderdzesenvijftig euro)
vergoedt.
Aldus gegeven door mr. E.R. Eggeraat, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Beishuizen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2012.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. P.M. Beishuizen