ECLI:NL:CBB:2012:BV3169

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/334
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht transporttarief door Enexis voor aansluiting op elektriciteitsnet

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 februari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen A V.O.F. en de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, met Enexis B.V. als derde partij. De appellante, A V.O.F., had beroep ingesteld tegen een besluit van de Nederlandse Mededingingsautoriteit van 23 maart 2011, dat was genomen ter uitvoering van een eerdere uitspraak van het College van 30 december 2010. In deze eerdere uitspraak was de eerdere beslissing op bezwaar van de autoriteit vernietigd, waarbij de klacht van appellante ongegrond was verklaard. De kern van het geschil betrof de vraag of de verbinding tussen de HS 0 locatie van appellante en het MS-net van Enexis moest worden aangemerkt als een aansluiting in de zin van de Elektriciteitswet 1998, waarvoor Enexis een transporttarief in rekening mocht brengen.

Het College oordeelde dat de autoriteit in het bestreden besluit onterecht had vastgesteld dat de verbinding als aansluiting moest worden aangemerkt. Dit oordeel was in strijd met de eerdere uitspraak van het College, waarin was vastgesteld dat de verbinding tussen de netten van gelijk spanningsniveau niet onder de wettelijke definitie van aansluiting viel. Het College concludeerde dat de autoriteit niet op juiste wijze gevolg had gegeven aan de eerdere uitspraak en dat het beroep van appellante gegrond was. Het bestreden besluit werd vernietigd, het eerdere besluit van 8 september 2008 werd herroepen, en de klacht van appellante werd gegrond verklaard. Tevens werd de autoriteit veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 874,- en moest het griffierecht van € 302,- worden vergoed.

Deze uitspraak benadrukt het belang van correcte toepassing van de Elektriciteitswet en de rechten van partijen in het kader van aansluitingen en transporttarieven. Het College bevestigde dat appellante recht had op toegang tot het net via de gereguleerde aansluiting op het net van TenneT TSO B.V. op de HS 50 locatie, en dat de autoriteit de wettelijke kaders niet correct had toegepast in het bestreden besluit.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 11/334 1 februari 2012
18050 Elektriciteitswet 1998
Uitspraak in de zaak van:
A V.O.F., te X, appellante,
gemachtigde: mr. M.R. het Lam, advocaat te Den Haag,
tegen
de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, verweerder,
gemachtigde: mr. F. Elskamp, werkzaam bij verweerder,
waaraan voorts als partij deelneemt:
Enexis B.V. (voorheen: Essent Netwerk B.V.; hierna: Enexis), te Rosmalen,
gemachtigde: mr. E.H. de Jonge, advocaat bij Enexis.
1. Het procesverloop
Appellante heeft bij brief van 28 april 2011, bij het College binnengekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 23 maart 2011.
Bij dit besluit (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder ter uitvoering van de uitspraak van het College van 30 december 2010 (www.rechtspraak.nl; LJN: BP1763) opnieuw beslist op het bezwaar van appellante tegen verweerders besluit van 8 september 2008, waarbij de op grond van artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: Wet) ingediende klacht van appellante ongegrond is verklaard.
Op 6 juni 2011 heeft appellante de gronden van het beroep aangevuld.
Op 23 juni 2011 is Enexis als partij tot het geding toegelaten.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden en een verweerschrift ingediend.
Op 10 januari 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigde hun standpunten hebben toegelicht. Voor appellante is voorts verschenen B, voor verweerder ir. E. Ibrovic en voor Enexis C.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Het College verwijst voor een weergave van de relevante feiten en regelgeving naar zijn uitspraak van 30 december 2010 (www.rechtspraak.nl; LJN: BP1763).
Ter beoordeling staat thans of verweerder bij het bestreden besluit op juiste wijze gevolg heeft gegeven aan deze uitspraak. Het College is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
2.2 In het bestreden besluit heeft verweerder vastgesteld dat de verbinding tussen de HS 0 locatie en het MS-net van Enexis moet worden aangemerkt als een aansluiting in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet, waarvoor Enexis op grond van artikel 29, tweede lid, van de Wet bij appellante een transporttarief in rekening mag brengen. Die conclusie staat haaks op het oordeel van het College in de uitspraak van 30 december 2010, waarin is overwogen dat de verbinding tussen het particuliere (MS-)net op de HS-0 locatie van appellante en het door Enexis beheerde MS-net in het schakelstation Musselkanaal een verbinding tussen twee netten van gelijk spanningsniveau betreft die niet onder de wettelijke definitie van het begrip aansluiting valt, zodat daarvoor op grond van artikel 29, tweede en derde lid, van de Wet geen transporttarief in rekening kan worden gebracht.
2.3 In het door verweerder gevoerde betoog dat bij uitvoering van de uitspraak van 30 december 2010 een situatie zal ontstaan die in strijd is met de wet en het Europees recht ziet het College geen aanleiding om ten aanzien van de door appellante ingediende klacht tot een ander oordeel te komen dan reeds in die uitspraak is gegeven. Het College wijst er in dit verband op dat het in artikel 32, eerste lid, van de derde Elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit) verankerde recht van appellante op toegang tot het net is gewaarborgd via de gereguleerde aansluiting op het net van TenneT TSO B.V. op de HS 50 locatie.
2.4 Gelet op de voorgaande overwegingen komt het College tot de slotsom dat verweerder in het bestreden besluit een onjuiste uitleg en toepassing heeft gegeven aan de artikelen 1, eerste lid, aanhef en onder b, en 29, tweede lid, van de Wet. Daarom dient het beroep gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit te worden vernietigd.
Nu nog slechts één besluit genomen kan worden, ziet het College aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het besluit van 8 september 2008 te herroepen, de klacht gegrond te verklaren en te bepalen dat zijn uitspraak voor het bestreden besluit in de plaats treedt.
2.5 Het College ziet ten slotte aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de proceskosten van appellante. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 874,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, € 437,- per punt en wegingsfactor 1 voor het gewicht van de zaak).
3. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 8 september 2008;
- verklaart de door appellante ingediende klacht gegrond en bepaalt dat Enexis niet op grond van artikel 29, tweede lid, van
de Wet aan appellante een transporttarief in rekening mag brengen voor de verbindingen tussen het door Enexis
beheerde MS-net en het door appellante beheerde particuliere net op de HS 0 locatie;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 874,- (zegge: achthonderdvierenzeventig
euro);
- bepaalt dat verweerder aan appellante het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,- (zegge:
driehonderdtwee euro) vergoedt.
Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters, mr. R.C. Stam en mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van mr. O.C. Bos als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2012.
w.g. C.M. Wolters w.g. O.C. Bos