ECLI:NL:CBB:2011:BW0616

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/340
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van kennisneming van vertrouwelijke stukken in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 12 oktober 2011, wordt de beperking van de kennisneming van vertrouwelijke stukken in een bestuursrechtelijke procedure behandeld. De zaak betreft een geschil tussen Koninklijke KPN N.V. en KPN B.V. (hierna: KPN) en de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA), met Tele2 Nederland B.V. als derde partij. KPN had bezwaar gemaakt tegen een besluit van OPTA dat een handhavingsverzoek van Tele2 afwees. KPN verzocht om een voorlopige voorziening om het bestreden besluit te schorsen. Het College moest beoordelen of de beperking van de kennisneming van bepaalde vertrouwelijke stukken gerechtvaardigd was, op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College overweegt dat de belangen van partijen zorgvuldig moeten worden afgewogen. Enerzijds is er het belang van KPN en Tele2 om toegang te hebben tot relevante informatie, anderzijds het belang van OPTA om vertrouwelijke bedrijfsinformatie te beschermen. Het College concludeert dat de beperking van de kennisneming van bepaalde stukken niet gerechtvaardigd is, terwijl andere stukken wel als vertrouwelijk kunnen worden aangemerkt. De beslissing benadrukt het belang van transparantie in bestuursrechtelijke procedures, terwijl tegelijkertijd de bescherming van vertrouwelijke informatie gewaarborgd moet blijven. Het College verzoekt OPTA om nieuwe openbare versies van de onder 2.5 tot en met 2.10 vermelde stukken over te leggen, en vraagt KPN en Tele2 om hun instemming te geven voor het doen van uitspraak op basis van de vertrouwelijke stukken.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 11/340 12 oktober 2011
15300 Telecommunicatiewet
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van:
Koninklijke KPN N.V. en KPN B.V., te Den Haag (hierna: KPN),
gemachtigde: mr. P.V. Eijsvoogel, advocaat te Amsterdam,
tegen
de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: OPTA), verweerster,
gemachtigden: mr. G.M. Szakaly en mr. F. de Ruijter, beiden werkzaam bij OPTA.
Aan welk geding tevens als partij deelneemt:
Tele2 Nederland B.V., te Diemen (hierna: Tele2),
gemachtigden: mr. M. Geus en mr. drs. D.P. Kuipers, beiden advocaat te Den Haag.
1. De procedure
Bij besluit van 13 oktober 2010 (kenmerk: OPTA/AM/2010/202963) heeft OPTA het handhavingsverzoek van Tele2 aangaande de beweerdelijke overtreding door KPN van de op grond van het marktanalysebesluit Vaste Telefonie op haar rustende verplichtingen afgewezen.
Op 17 november 2010 heeft KPN tegen dit besluit bezwaar gemaakt en zich voorts tot de voorzieningenrechter van het College gewend met het verzoek om bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de beslissing van OPTA op het bezwaarschrift, althans een dusdanige voorlopige maatregel te treffen dat aan de belangen van KPN wordt tegemoet gekomen.
Bij uitspraak van 20 december 2010 (AWB 10/1256; ‹www.rechtspraak.nl›, LJN: BO7997) heeft de voorzieningenrechter van het College het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Gelet op het bepaalde in artikel 17.1, eerste lid, van de Telecommunicatiewet en in het licht van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 december 2010 heeft OPTA het bezwaarschrift van KPN bij brief van 29 april 2011 aan het College doorgezonden teneinde dit als beroepschrift in behandeling te nemen.
KPN heeft de gronden van het beroep aangevuld en OPTA heeft verweer gevoerd.
Bij brief van 31 augustus 2011 heeft OPTA de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden. Ten aanzien van de vertrouwelijke versies van een aantal van deze gedingstukken heeft OPTA met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de volgende stukken:
- B1 Pleitnota Tele2 ten behoeve van de hoorzitting 29 september 2010 (A10);
- B2 Documenten KPN bij pleitnota ten behoeve van hoorzitting van 29 september (A11);
- B3 Verslag hoorzitting OT 2010 van 29 september 2010 (A13);
- B4 Verslag hoorzitting Tele2 van 29 september 2010 (A14);
- B5 Verslag hoorzitting KPN van 29 en 30 september 2010 (A15);
- B6 Brief van OPTA aan KPN van 30 september 2010 (A16);
- B7 E-mail van KPN aan OPTA van 1 oktober 2010 (A17);
- B8 E-mail van KPN aan OPTA van 1 oktober 2010 (A18);
- B9 Brief van KPN aan OPTA van 4 oktober 2010 (A19);
- B10 Brief van OPTA aan KPN van 6 oktober 2010 (A20);
- B11 Conceptbesluit van 11 oktober 2010;
- B12 Zienswijze van KPN op conceptbesluit van 12 oktober 2010 (A23);
- B13 Brief van Tele2 aan OPTA van 12 oktober 2010 (A24);
- B14 Besluit van 13 oktober 2010 (A25);
Stukken Inschrijving OT 2010
- B15 Inschrijving Tele2 zakelijk voor OT 2010 van 27 juli 2007 (het College leest: 27 juli 2010);
- B16 Inschrijving KPN voor OT 2010 van 30 juli 2007 (het College leest: 30 juli 2010);
- B16a OverheidsTelecom 2010 Beschrijvend Document, Cluster Vast, juni 2010;
- B16b Bijlage A: Begrippenlijst Cluster Vast Telefonie, OT2010;
- B16c Bijlage B: van het Beschrijvend Document: Overeenkomst Cluster Vast OT2010, 4 juni 2010;
- B16d OT2010 Bijlage C1: Techniek en Functionaliteit;
- B16e OT2010 Bijlage C2: Beheer en Organisatie;
- B16f OT2010 Bijlage C3: Migratie;
- B16g OT2010 Appendix IIa+b Tarieflijst + tariefweginglijst;
- B16h OT2010 Appendix IIc Plafondtarieven buitenland;
- B16i OT2010 Bijlage E: Formulieren;
- B16j OT2010 Bijlage F deel a: opgave deelnemende organisaties;
- B16k OT2010 Bijlage F deel b: nadere informatie per deelnemer cluster vast;
- B16l OT2010 Bijlage G: Marktconformiteit;
- B16m OT2010 Bijlage H: Procedure Dienstverleningsverbetering (DVV);
- B16n OT2010 Bijlage I: Standaard Rapportages;
- B16o OT2010 Bijlage J: SLA Parameters;
- B16p OT2010 Bijlage K: Kwaliteitsborging en Auditing;
- B16q OT2010 Bijlage L: Financiële afhandeling;
- B16r OT2010 Bijlage M: Samenwerking Deelnemers en Extranet;
- B16s OT2010 Bijlage O: Verslag ICT-Haalbaarheidstoets;
Aanvullende B-stukken
- B17 Sheetpresentatie KPN 'Tariefaanpassing WLR 2010 Q4' van 27 juli 2010 (A26);
- B18 Sheetpresentatie 'OT2010 - Vaste Telefonie, toelichting ND 5 toets t.b.v. OPTA' van 1 september 2010 (A27).
2. Overwegingen
2.1 Ter beoordeling staat de vraag of de beperking van de kennisneming van de door OPTA als vertrouwelijk aangemerkte stukken in dit geding gerechtvaardigd is. Het College overweegt daarover het volgende.
2.2 Ingevolge het bepaalde bij artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie juncto artikel 8:29, eerste lid, Awb, voor zover hier van belang, kunnen partijen die verplicht zijn stukken over te leggen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het College mededelen dat uitsluitend het College van die stukken kennis zal mogen nemen. Uit het derde lid van dit artikel volgt dat het College beslist of de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds zijn hierbij aan de orde het belang dat partijen over en weer gelijkelijk beschikken over de voor de beslechting van het geschil relevante informatie, alsmede het belang dat de rechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Anderzijds speelt een rol dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een partij onevenredig kan schaden, waarbij ook is betrokken het belang van OPTA om vertrouwelijke gegevens aangeleverd te krijgen. Onder dergelijke gegevens dienen mede te worden begrepen concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens. Onder concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens moeten naar het oordeel van het College in een geval als het onderhavige evenzeer opmerkingen en gegevens worden begrepen die, hoewel zelf niet als bedrijfsgegevens aan te merken, niettemin inzicht kunnen bieden in de door betrokkene(n) voorgestane (markt)strategie.
2.3 Bij brief van 31 augustus 2011 heeft OPTA gewezen op het feit dat zij van mening is dat een aantal van de op de zaak betrekking hebbende stukken, dan wel passages daarvan, vanwege gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, Awb niet ter kennis aan Tele2 mogen worden gesteld. Dit vanwege de omstandigheid dat de bewuste stukken bedrijfsvertrouwelijke gegevens bevatten, dan wel omwille van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van KPN-medewerkers. Op 12 september 2011 heeft het College in een brief aan OPTA vastgesteld dat OPTA de vertrouwelijkheid van de stukken niet per afzonderlijk document heeft gemotiveerd en in het licht van deze summiere motivering OPTA verzocht de mededeling inzake beperking van de kennisneming nader toe te lichten. Bij brief van 30 september 2011 heeft OPTA aan het verzoek van het College gehoor gegeven. In deze brief heeft OPTA haar mededeling inzake beperking van de kennisneming op de volgende onderdelen ingetrokken.
2.3.1 Het onder B9 ingediende e-mailbericht van de gemachtigde van KPN aan OPTA van 4 oktober 2010, met uitzondering van een in dit e-mailbericht vermeld e-mailadres.
2.3.2 De onder B11 ingediende brief van OPTA aan de gemachtigde van KPN van 11 oktober 2010.
De onder B11 ingediende conceptversie van het bestreden besluit van OPTA van 11 oktober 2010 (kenmerk: OPTA/AM/2010/202941), met uitzondering van de in dit conceptbesluit vermelde persoonsnamen van KPN-medewerkers en/of functies.
De onder B11 ingediende brief van de Nederlandse Mededingingsautoriteit aan OPTA van 7 oktober 2010.
2.3.3 De onder B12 ingediende brief van de gemachtigde van KPN aan OPTA van 12 oktober 2010.
Ten aanzien van de onder B12 ingediende zienswijze (aangeduid als: 'gemarkeerde versie') van KPN naar aanleiding van het conceptbesluit, heeft OPTA opgemerkt dat gebleken is dat deze versie niet de juiste is. OPTA heeft alsnog de juiste versie (aangeduid als: 'vertrouwelijke versie') van de zienswijze aan het College toegezonden. Het College maakt hieruit op de in eerste instantie ingediende (gemarkeerde) versie van de zienswijze van KPN abusievelijk door OPTA is ingestuurd en dat het de bedoeling van OPTA is geweest om de mededeling inzake beperking van de kennisneming ten aanzien van dit stuk in te trekken.
2.3.4 Het onder B14 ingediende e-mailbericht van OPTA aan de gemachtigde van KPN van 13 oktober 2010.
De onder B14 ingediende brief van OPTA aan de gemachtigde van KPN van 13 oktober 2010.
2.3.5 Bij brief van 30 september 2011 heeft OPTA van de hiervoor onder 2.3.1 tot en met 2.3.4 genoemde stukken (nieuwe) openbare versies aan het College toegezonden.
Hetgeen OPTA in deze brief ter motivering van het verzoek om beperking van de kennisneming heeft aangevoerd, brengt het College tot het volgende oordeel.
2.4 Het College stelt vast dat OPTA in de onderhavige bodemprocedure (nagenoeg) dezelfde op de zaak betrekking hebbende stukken aan het College heeft toegezonden als in de voorlopige voorzieningenprocedure die heeft geleid tot de uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 december 2010. In de voorlopige voorzieningenprocedure heeft het College ten aanzien van de door OPTA aan het College toegezonden stukken op 8 december 2010 een beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, Awb genomen. In deze beslissing heeft het College onder 2.2 het volgende overwogen.
"Het College acht beperking van de kennisneming van de (vertrouwelijke versie van de) stukken B1 tot en met B16 gerechtvaardigd. In verband met hetgeen hierna onder 2.3 wordt overwogen, merkt het College op dat deze beslissing uitsluitend voor de onderhavige voorlopige voorzieningenprocedure geldt. In het kader van een te zijner tijd eventueel bij het College aanhangig gemaakt beroep tegen de beslissing van OPTA op het bezwaar van KPN tegen vorengenoemd besluit van 13 oktober 2010 zal het College een in dat verband ingediend verzoek om toepassing van artikel 8:29 Awb met betrekking tot vorengenoemde stukken geheel opnieuw beoordelen. (…)"
In het licht van deze overweging, waaruit blijkt dat de beslissing van 8 december 2010 uitsluitend betrekking heeft op de voorlopige voorzieningenprocedure, zal het College in het hierna volgende de mededeling inzake beperking van de kennisneming met betrekking tot de op de zaak betrekking hebbende stukken geheel opnieuw beoordelen.
2.5 Ten aanzien van de onder B6 ingediende brief, het onder B7 ingediende e-mailbericht van KPN aan OPTA van 1 oktober 2010, het onder B8 ingediende e-mailbericht van KPN aan OPTA van 1 oktober 2010, het onder B9 ingediende e-mailbericht van de gemachtigde van KPN aan OPTA van 4 oktober 2010 en de onder B9 ingediende brief van de gemachtigde van KPN aan OPTA van 4 oktober 2010, de onder B10 ingediende brief alsmede het onder B11 ingediende conceptbesluit van 11 oktober 2010, overweegt het College het volgende.
OPTA heeft in deze stukken - onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) - persoonsgegevens van KPN-medewerkers onleesbaar gemaakt.
In meergenoemde beslissing van 20 december 2010 heeft het College onder 2.3 het volgende overwogen.
"Het College betwijfelt of beperking van de kennisneming van de namen van bepaalde personen, waaronder de namen van werknemers van KPN, gerechtvaardigd is, mede gelet op de summiere motivering van OPTA op dit punt. Nu KPN heeft verzocht het onderhavige verzoek om voorlopige voorziening op korte termijn op de zitting te behandelen en inmiddels duidelijk is dat de zitting zal plaatsvinden op 13 december 2010, acht het College het niet haalbaar om OPTA voor die tijd eerst in de gelegenheid te stellen een nadere toelichting te geven met betrekking tot genoemd punt, alvorens te beslissen of beperking van de kennisneming van de (vertrouwelijke versie van de) stukken B1 tot en met B16 gerechtvaardigd is. (…)"
In de onderhavige bodemprocedure heeft het College OPTA bij brief van 12 september 2011 in de gelegenheid gesteld een nadere toelichting te geven omtrent de vertrouwelijkheid van de op de zaak betrekking hebbende stukken. In haar brief van 30 september 2011 heeft OPTA gepersisteerd bij de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens van KPN-medewerkers. Zoals het College reeds eerder heeft beslist met betrekking tot soortgelijke persoonsgegevens als hier aan de orde zijn (zie: beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, Awb van 22 december 2005 in de zaken AWB 05/83, 05/85, 05/86 en 05/88, ‹www.rechtspraak.nl›, LJN: AU8623) acht het College ook in dit geval de door OPTA gevraagde beperking van de kennisneming in beginsel niet gerechtvaardigd wat betreft - onder meer - in brieven of gespreksverslagen genoemde namen. Ingevolge artikel 10, tweede lid, Wob blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. OPTA heeft niet gemotiveerd waarom in dit geval het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken KPN-medewerkers dient te prevaleren boven het belang van openbaarheid van de op onderhavige juridische procedure betrekking hebbende stukken. Daar komt bij dat de omstandigheid dat OPTA een verzoek om informatie ingevolge artikel 10, tweede lid, Wob zou kunnen afwijzen, niet zonder meer doorslaggevend is om een beroep op geheimhouding gerechtvaardigd te achten. In zodanig geval kan een beroep op artikel 8:29 Awb eerst gerechtvaardigd zijn indien sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in die bepaling. Van zodanige gewichtige redenen is het College niet gebleken. Het College acht beperking van de kennisneming van voornoemde stukken dan ook niet gerechtvaardigd.
2.6 Met betrekking tot de onder B11 ingediende uitwerking van de hoorzitting d.d. 29-09-2010 afdeling markten overweegt het College het volgende. Het verslag van de hoorzitting bestaat uit de volgende onderdelen: Deel 1 hoorzitting KPN versie, vertrouwelijk deel hoorzitting KPN (deel 1), deel 2 van de openbare hoorzitting en het vertrouwelijk deel hoorzitting KPN (deel 2).
Het College constateert dat OPTA geen openbare versie van deze onderdelen van het verslag van de hoorzitting heeft ingediend en gaat er daarom vanuit dat OPTA van mening is dat dit verslag integraal als vertrouwelijk dient te worden aangemerkt. Voor zover OPTA hierbij het oog heeft op het vertrouwelijk deel hoorzitting KPN (deel 1) en het vertrouwelijk deel hoorzitting KPN (deel 2) heeft OPTA deze gedeelten van het verslag ook ingezonden onder B5. OPTA heeft de mededeling inzake de beperking van de kennisneming met betrekking tot B11 toegelicht door te verwijzen naar hetgeen zij heeft opgemerkt ten aanzien van de dossierstukken B3, B4 en B5. Naar het oordeel van het College kan aan OPTA's verwijzing naar deze stukken geen betekenis worden toegekend bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de door OPTA verzochte beperking van de kennisneming van de onder B11 ingediende gedeelten van het verslag van de hoorzitting, die zijn aangeduid als: 'Deel 1 hoorzitting KPN versie' en 'deel 2 van de openbare hoorzitting'. Het betreft hier immers de openbare gedeelten van de hoorzitting ten aanzien waarvan een verzoek om beperking van de kennisneming niet kan worden gemotiveerd met een beroep op gewichtige redenen die specifiek naar voren zijn gebracht ten aanzien van de vertrouwelijke gedeelten van de hoorzitting die onder B3, B4 en B5 zijn ingediend. Nu overigens niet is gebleken van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 Awb ten aanzien van genoemde openbare gedeelten van de hoorzitting, ingediend onder B11, acht het College beperking van de kennisneming van dat stuk in zoverre niet gerechtvaardigd. Het verzoek met betrekking tot de hiervoor genoemde vertrouwelijke gedeelten van de hoorzitting die zijn ingediend onder B5, zal hierna in 2.12 worden beoordeeld.
2.7 Onder B12 heeft OPTA bij brief van 30 september 2011 een nieuwe versie (aangeduid als: 'vertrouwelijke versie') van de zienswijze van KPN naar aanleiding van het conceptbesluit ingediend. Daarbij heeft OPTA aangegeven dat vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, persoonsnamen van KPN-medewerkers onleesbaar zijn gemaakt. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.5 is overwogen, acht het College ook de beperking van de kennisneming van dit stuk in zoverre niet gerechtvaardigd. OPTA heeft voorts opgemerkt dat in dit stuk verder informatie over de prijszetting van bepaalde KPN diensten en alternatieve kortingsmogelijkheden zijn vermeld. Deze gegevens kwalificeren volgens OPTA als bedrijfs- en fabricagegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, Wob. Het College stelt vast dat de betreffende gegegevens zijn vermeld in randnummers 2.22 en 2.31. Naar het oordeel van het College bevat dit stuk in zoverre bedrijfsvertrouwelijke gegevens. Deze vertrouwelijkheid dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de informatie zal kunnen leiden, terwijl kennisneming daarvan door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. Het College is derhalve van oordeel dat het verzoek tot beperking van de kennisneming ten aanzien van de laatstelijk onder B12 ingediende versie van de zienswijze gerechtvaardigd is, uitsluitend voor zover het betrekking heeft op de in randnummers 2.22 en 2.31 opgenomen bedrijfsvertrouwelijke gegevens.
2.8 Aangaande het onder B14 ingediende besluit van 13 oktober 2010 «vertrouwelijke versie KPN» heeft OPTA allereerst meegedeeld dat in dit stuk persoonsnamen van KPN-medewerkers en/of de functies die (gemakkelijk) tot een persoon te herleiden zijn, vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, onleesbaar zijn gemaakt. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.5 is overwogen, acht het College ook de beperking van de kennisneming van dit stuk in zoverre niet gerechtvaardigd. OPTA heeft voorts opgemerkt dat dit stuk tevens klantennamen van KPN (kring van afnemers) bevat. Het College stelt vast dat de bedoelde gegevens zijn vermeld in randnummers 34, 36 en 49. Naar het oordeel van het College bevat dit stuk in zoverre bedrijfsvertrouwelijke gegevens. Deze vertrouwelijkheid dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de informatie zal kunnen leiden, terwijl kennisneming daarvan door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. Het College is derhalve van oordeel dat het verzoek tot beperking van de kennisneming ten aanzien van het onder B14 ingediende besluit van 13 oktober 2010 gerechtvaardigd is, uitsluitend voor zover het betrekking heeft op de in randnummers 34, 36 en 49 opgenomen bedrijfsvertrouwelijke gegevens.
2.9 Ten aanzien van de onder B16a tot en met B16s ingediende stukken overweegt het College dat OPTA de mededeling inzake beperking van de kennisneming niet heeft gemotiveerd. Nu het zich laat aanzien dat deze stukken reeds een openbaar karakter hebben en niet gebleken is van gewichtige redenen, als bedoeld in artikel 8:29 Awb, acht het College beperking van de kennisneming van deze stukken niet gerechtvaardigd.
2.10 Met betrekking tot de onder B17 ingediende sheetpresentatie van KPN van 27 juli 2010 heeft OPTA vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken medewerkers de persoonsnamen van KPN-medewerkers en/of de functies die (gemakkelijk) tot een persoon te herleiden zijn, onleesbaar gemaakt. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.5 is overwogen, acht het College ook de beperking van de kennisneming van dit stuk in zoverre niet gerechtvaardigd. OPTA heeft er voorts op gewezen dat omzetgegevens en financiële gegevens alsmede aantallen ten behoeve van een rekenvoorbeeld over de inschatting van nummerblokafname onleesbaar zijn gemaakt. Het College stelt vast dat laatstgenoemde informatie is vermeld op pagina 6 van de sheetpresentatie. Naar het oordeel van het College bevat dit stuk in zoverre bedrijfsvertrouwelijke gegevens. Deze vertrouwelijkheid dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de informatie zal kunnen leiden, terwijl kennisneming daarvan door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. Het College is derhalve van oordeel dat het verzoek tot beperking van de kennisneming ten aanzien van de onder B17 ingediende sheetpresentatie gerechtvaardigd is, uitsluitend voor zover het betrekking heeft op de op pagina 6 van deze presentatie vermelde bedrijfsvertrouwelijke gegevens.
2.11 Het College zal de (vertrouwelijke versie van de) hiervoor onder 2.5 tot en met 2.9 vermelde stukken aan OPTA terugzenden en overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, zesde lid, van de Procesregeling aan OPTA verzoeken deze stukken - met inachtneming van hetgeen in deze beslissing is overwogen - als niet-vertrouwelijk in te dienen.
2.12 Ten aanzien van de onder B1 tot en met B5 ingediende stukken, het onder B7 ingediende stuk voor zover deze niet is besproken onder 2.5, het onder B8 ingediende verslag (inclusief besluitenlijst) van de Pricingboard van KPN van 27 juli 2010, de onder B9 ingediende brief van de gemachtigde van KPN aan OPTA van 4 oktober 2010 voor zover deze brief niet is besproken onder 2.5, de onder B13, B15, B16 en B18 ingediende stukken, overweegt het College het volgende.
Mede gelet op hetgeen OPTA in haar brief van 30 september 2011 heeft aangevoerd is het College van oordeel dat deze stukken bedrijfsvertrouwelijke gegevens bevatten of gegevens bevatten waaruit (gedeeltelijk) een marktstrategie zou kunnen worden afgeleid, zo al niet zonder meer sprake is van concurrentiegevoelige gegevens in evenbedoelde zin. Deze vertrouwelijkheid dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de gegevens zal kunnen leiden, terwijl kennisneming van deze informatie door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. Het College is derhalve van oordeel dat beperking van de kennisneming ten aanzien van deze stukken gerechtvaardigd is te achten.
2.13 Artikel 8:29, vijfde lid, Awb, strekt er blijkens de wetsgeschiedenis toe dat de bestuursrechter niet tegen de wil van partijen uitspraak doet op grondslag van stukken die zij niet kennen. Het toestemmingsvereiste geldt derhalve niet ten aanzien van een partij die de stukken al kent.
2.14 KPN en Tele2 wordt verzocht om uiterlijk op 21 oktober 2011 schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de laatstelijk ingediende vertrouwelijke versie van de onder 2.11 vermelde stukken, uitspraak doet op het beroep.
3. De beslissing
Het College:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de onder 2.5, 2.6 en 2.9 vermelde stukken niet gerechtvaardigd is;
- beslist dat beperking van de kennisneming van het onder 2.7 vermelde stuk niet gerechtvaardigd is, met uitsluiting van
de in randnummers 2.22 en 2.31 van dat stuk opgenomen bedrijfsvertrouwelijke gegevens;
- beslist dat beperking van de kennisneming van het onder 2.8 vermelde stuk niet gerechtvaardigd is, met uitsluiting van
de in randnummers 34, 36 en 49 van dat stuk opgenomen bedrijfsvertrouwelijke gegevens;
- beslist dat beperking van de kennisneming van het onder 2.10 vermelde stuk niet gerechtvaardigd is, met uitsluiting van
de op pagina 6 van dat stuk vermelde bedrijfsvertrouwelijke gegevens;
- beslist dat beperking van de kennisneming van de onder 2.12 vermelde stukken gerechtvaardigd is;
- verzoekt OPTA om - met inachtneming van hetgeen in deze beslissing is overwogen - binnen een week na verzending
van deze beslissing nieuwe openbare versies van de onder 2.5 tot en met 2.10 vermelde stukken over te leggen, onder
gelijktijdige verzending van een afschrift daarvan aan KPN en Tele2;
- verzoekt KPN en Tele2 om uiterlijk op 21 oktober 2011 schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee
instemmen dat het College mede op grondslag van de laatstelijk ingediende vertrouwelijke versie van de onder 2.7, 2.8,
2.10 en 2.12 vermelde stukken uitspraak doet op het beroep, voor zover zij deze stukken niet kennen.
Aldus gegeven op 12 oktober 2011 door mr. S.C. Stuldreher, in tegenwoordigheid van mr. G.D. Kleijne als griffier.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. G.D. Kleijne