ECLI:NL:CBB:2011:BV0940

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/575
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen ontheffingen op grond van de Winkeltijdenwet

In deze zaak hebben appellanten A en V.O.F. C beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, waarbij hun bezwaar tegen de verlening van ontheffingen op grond van de Winkeltijdenwet aan E en acht andere supermarkten niet-ontvankelijk is verklaard. De ontheffingen waren verleend voor de openstelling van supermarkten op zondagavond van 16.00 uur tot 20.00 uur, met ingang van 1 januari 2010. Appellanten stelden dat zij niet tijdig op de hoogte waren gesteld van de besluiten tot verlening van de ontheffingen, waardoor zij hun bezwaar te laat hadden ingediend. De procedure begon met een beroep dat op 14 juni 2010 bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven werd ingediend, na een besluit van de verweerders op 12 mei 2010. Tijdens de zitting op 7 oktober 2011 hebben de partijen hun standpunten toegelicht.

Het College heeft vastgesteld dat de besluiten tot verlening van de ontheffingen op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt zijn en dat de termijn voor het indienen van bezwaar op 17 en 18 september 2009 begon. Appellanten hebben pas op 19 januari 2010 bezwaar gemaakt, wat buiten de wettelijke termijn viel. Het College oordeelde dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet eerder op de hoogte hadden kunnen zijn van de besluiten. De stelling van appellanten dat zij erop mochten vertrouwen dat de besluiten op de gemeentelijke nieuwspagina gepubliceerd zouden worden, werd niet onderschreven. Het College concludeerde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en verklaarde het beroep ongegrond. Er werden geen proceskosten aan de verweerders opgelegd.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 10/575 16 december 2011
12500 Winkeltijdenwet
Uitspraak in de zaak van:
A, te B (hierna: A), en V.O.F. C, te D (hierna: C), appellanten,
gemachtigde: mr. M.R. Plug, advocaat te Delft,
tegen
burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, verweerders,
gemachtigde: mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem.
Aan welk geding tevens als partij deelneemt:
E B.V., te F (hierna: E),
gemachtigde: mr. J.P. Hoegee, advocaat te Nijmegen.
1. De procedure
Appellanten hebben bij brief van 11 juni 2010, bij het College binnengekomen op 14 juni 2010, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerders van 12 mei 2010.
Bij dit besluit hebben verweerders beslist op het bezwaar van appellanten tegen de besluiten van 16 en 17 september 2009 waarbij verweerders op grond van artikel 6 van de Verordening winkeltijden I (hierna: Verordening) aan E en acht andere supermarkten voor een periode van drie jaar ontheffing hebben verleend ten behoeve van de openstelling op zondagavond van 16.00 uur tot 20.00 uur met ingang van 1 januari 2010.
Appellanten hebben hun beroep van gronden voorzien.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 1 november 2010 heeft E een zienswijze ingediend.
Op 7 oktober 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunten hebben toegelicht.
2. De grondslag van het geschil
2.1 De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bevat voor zover hier van belang, de volgende bepalingen:
“Artikel 3:41
1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2. (…)
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8
1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2. (…)
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- A exploiteert een supermarkt aan het G te B en C aan de H te D.
- Op 31 juli 2009, respectievelijk 11 augustus 2009, hebben C en A middels inzending van het belangstellingsregistratieformulier belangstelling getoond om deel te nemen aan de loting voor de toewijzing van de ingevolge de Verordening beschikbare ontheffingen voor de zondagavondopenstelling in de gemeente I.
- Op 8 september 2009 heeft een loting plaatsgevonden, waarbij een rangorde is vastgesteld onder de partijen die belangstelling hadden getoond voor de toewijzing van een ontheffing. De loting is uitgevoerd door een notaris, in diens kantoor te B.
- Bij besluiten van 16 en 17 september 2009 hebben verweerders op grond van artikel 6 van de Verordening aan E en acht anderen voor een periode van drie jaar ontheffingen verleend met ingang van 1 januari 2010.
- Bij brieven van 25 september 2009, verzonden op 28 september 2009, hebben verweerders aan A en C bericht dat zij zijn uitgeloot voor een van de beschikbare ontheffingen voor zondagavondopenstelling.
- Op 19 januari 2010 hebben appellanten bezwaar gemaakt tegen de aan E en acht andere verleende ontheffingen.
- Verweerders hebben vervolgens het bestreden besluit genomen, waarbij dit bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard.
- Tegen dit besluit hebben appellanten op 11 juni 2010 beroep ingesteld.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit hebben verweerders het bezwaar van appellanten niet-ontvankelijk verklaard en daartoe als volgt overwogen. De besluiten tot verlening van ontheffingen aan E en acht anderen zijn op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Het daartegen gerichte bezwaarschrift van appellanten is buiten de daarvoor geldende termijn ingediend. Deze termijnoverschrijding is niet verschoonbaar te achten. Appellanten hadden op het moment dat zij de besluiten van 25 september 2009 ontvingen, waarbij de door hen aangevraagde ontheffingen, gelet op de uitkomst van de loting van 8 september 2009, werden geweigerd, kunnen en moeten begrijpen dat op basis van diezelfde uitkomst al ontheffingen aan andere gegadigden waren verleend. Het lag daarom op hun weg om daarnaar tijdig te informeren, zodat nog binnen de termijn bezwaar kon worden gemaakt.
4. Het standpunt van appellanten
Appellanten voeren aan dat hun bezwaar tegen de besluiten tot verlening van ontheffingen aan E en acht anderen ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Zij menen dat zij erop mochten vertrouwen dat verweerders zouden handelen overeenkomstig de door verweerders openbaar gemaakte procedureregels door de besluiten tot verlening van de betreffende ontheffingen te publiceren op de gemeentelijke nieuwspagina en dat, nu verweerders dit niet hebben gedaan, sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Hierbij betrekken appellanten dat zij uiteindelijk voor aanvang van de periode waarvoor de ontheffingen zouden gelden bij verweerders hebben geïnformeerd naar de besluiten en dat zij vervolgens binnen twee weken na ontvangst van die besluiten daartegen alsnog bezwaar hebben gemaakt.
5. Het standpunt van E
E heeft zich in grote lijnen achter het standpunt van verweerders geschaard.
6. De beoordeling van het geschil
6.1 Aan de orde is de vraag of appellanten tijdig, althans verschoonbaar te laat, bezwaar hebben gemaakt tegen de door verweerders op 16 en 17 september 2009 genomen besluiten. Zodanige besluiten dienen op grond van artikel 3:41Awb te worden bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan de aanvrager. Deze toezending of uitreiking aan de aanvrager vormt dan de bekendmaking die ingevolge artikel 6:8, eerste lid, Awb bepalend is voor de aanvang van de bezwaartermijn, en niet de eventuele publicatie van de ontheffingen op de gemeentelijke nieuwspagina.
6.2 Vast staat dat de besluiten waarbij onder meer aan E en acht anderen ontheffingen zijn verleend, op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt door toezending aan de aanvragers op respectievelijk 16 en 17 september 2009. Dit betekent dat de termijn voor het maken van bezwaar aanving op 17, respectievelijk 18 september 2009, en eindigde op 29, respectievelijk 30 oktober 2009. Appellanten hebben pas op 19 januari 2010 bezwaar gemaakt. Vast staat derhalve dat het bezwaarschrift van appellanten niet binnen de daarvoor ingevolge artikel 6:7 Awb geldende termijn is ingediend.
6.3 Appellanten hebben op 30 december 2009 bij de gemeente geïnformeerd of er al ontheffingen aan andere supermarkten waren verleend. Naar aanleiding hiervan is door de gemeente aan appellanten bericht dat op 16 en 17 september 2009 ontheffingen waren verleend aan E en acht andere supermarkten. Na ontvangst van de desbetreffende besluiten hebben appellanten vervolgens op 19 januari 2010 daartegen bezwaar gemaakt. Naar het oordeel van het College hebben appellanten niet aannemelijk gemaakt dat zij niet eerder dan begin januari 2010 kennis hadden kunnen nemen van deze besluiten. Gelet op de besluiten van 25 september 2009 waarbij aan appellanten is meegedeeld dat zij waren uitgeloot, kon het voor hen redelijkerwijs toen reeds duidelijk zijn dat andere gegadigden waren ingeloot en in aanmerking kwamen voor een ontheffing. Derhalve valt niet in te zien waarom appellanten, die hebben aangegeven dat zij vanaf medio oktober 2009 stelselmatig de publicaties op de website van de gemeente hebben gecontroleerd met het oog op de verlening van de ontheffingen, tot eind december 2010 hebben gewacht voordat zij contact opnamen met de gemeente om duidelijkheid te verkrijgen over de verlening van de ontheffingen. Het feit dat de ontheffingen op 1 januari 2010 van kracht zouden worden, is daarvoor niet afdoende, nu appellanten er zelf, gezien hun stelselmatige controle van de website, rekening mee hielden dat de ontheffingen ruim voor die datum zouden kunnen worden verleend. Het College onderschrijft derhalve niet de stelling van appellanten dat zij zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs van hen kon worden verlangd bezwaar hebben gemaakt. De conclusie is dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 Awb.
6.4 Het voorgaande leidt het College tot de conclusie dat verweerders het bezwaar van appellanten terecht niet-ontvankelijk hebben verklaard. Het beroep is ongegrond.
6.5 Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
7. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. S.C. Stuldreher, mr. C.J. Waterbolk en mr. H.S.J. Albers, in tegenwoordigheid van mr. E. van Kerkhoven als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 december 2011.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. E. van Kerkhoven