ECLI:NL:CBB:2011:BV0930
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- R.F.B. van Zutphen
- H.L. van der Beek
- Rechtspraak.nl
Randvoorwaardenkorting bij niet-naleving Meststoffenwet en wijziging grondsoortenkaarten
In deze zaak heeft de Maatschap A en B, appellante, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder, waarbij een randvoorwaardenkorting van 5% werd opgelegd wegens overtreding van de Meststoffenwet. De appellante stelde dat zij op 14 september 2009 dierlijke meststoffen had gebruikt op grasland dat volgens haar op veengrond lag, terwijl verweerder dit als zandgrond beschouwde. De appellante was niet op de hoogte van de wijziging van de grondsoortenkaarten, die in 2006 was doorgevoerd, en voerde aan dat de korting niet in verhouding stond tot de ernst van de overtreding.
De procedure begon met een beroep dat op 23 augustus 2010 bij het College werd ingediend, na een besluit van verweerder van 14 juli 2010. Het College heeft de zaak behandeld en op 29 juni 2011 een zitting gehouden. De appellante betoogde dat zij niet op de hoogte was van de wijziging van de grondsoort en dat de opgelegde korting onterecht was. Het College oordeelde dat verweerder de appellante niet had geïnformeerd over de wijziging van de grondsoortenkaarten, wat in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel.
Het College heeft geoordeeld dat de appellante mocht aannemen dat de beoordeling van de grondsoort ongewijzigd was gebleven en dat er geen sprake was van een omvangrijke of permanente inbreuk. Daarom werd het bestreden besluit vernietigd en werd bepaald dat er geen korting op de rechtstreekse betalingen van de appellante zou worden toegepast. Tevens werd verweerder verplicht het griffierecht aan de appellante te vergoeden.